45 jaar zonder goud

The Gold Standard

Toen de Eerste Wereldoorlog begon, waren veel analisten van mening dat de internationale goudstandaard de oorlog kort zou houden. Een uitputtingsslag werd niet mogelijk geacht, omdat de disciplinerende werking van de gouden standaard – kapitaalvlucht en goud uitstroom – het vermogen van staten om in tijden van oorlog middelen te mobiliseren zou beperken. Zoals velen geloofden in die tijd, zouden staten onder de goudstandaard snel door hun geld om soldaten en materiële middelen te betalen heen raken. Niemand heeft ooit gedacht dat de oorlog vier lange jaren zou duren en dat de meeste landen van de gouden standaard af zouden stappen om in plaats daarvan de oorlog te bekostigen met schulden en inflatie.

Na de Eerste Wereldoorlog werd de gouden standaard nooit meer dezelfde. Hij overleefde in gewijzigde vorm tot 15 augustus 1971 – 45 jaar geleden deze maand – toen president Nixon de laatste schakel tussen het mondiale monetaire systeem en goud verbrak. Het oorspronkelijke idee was om de beperkte inwisselbaarheid die bestond tijdelijk op te schorten; alleen overheden konden voor de dollar betalingen van goud vragen. Helaas, niets is meer permanent dan tijdelijke noodmaatregelen. We leven nog steeds met een 45-jarige monetair experiment waarin de centrale banken geen directe link meer hebben met goud.

Waarom werd de Gold Standard opgeschort?

Inwisselbaarheid fungeert als een mechanisme dat de willekeur van de monetaire autoriteiten aan banden legt. De Amerikaanse dollar was weinig meer dan een belofte van de Amerikaanse overheid – of de centrale bank – om een bepaalde hoeveelheid goud te leveren: een ons goud voor elke $ 35.

Als regeringen van plan zijn om meer uit te geven dan ze binnen krijgen, moeten ze schuldpapier uitgeven. Als de schulden van een overheid al te hoog zijn, kan de markt de kredietverlening weigeren of misschien alleen lenen tegen een zeer hoge rente. Als dit gebeurt, kan de overheid zich tot de centrale banken wenden om de schuld te gelde te maken; bijvoorbeeld, er kan nieuw geld worden uitgegeven tegen de schuld die de markt niet wil kopen.

Als het monetariseren van de schuld een hoog niveau bereikt, volgt al snel inflatie. Maar, het inflatiemechanisme zal verschillen, afhankelijk van de vraag of er sprake is van inwisselbaarheid: bij inwisselbaarheid van goud, stijgt de prijs van goud mee. Als de prijs van goud naar $ 40 (per ons) stijgt en de centrale bank is verplicht om een ons goud te leveren voor $ 35, dan zullen economische subjecten goud kopen van de centrale bank, het verkopen in de markt en het verschil in hun zak steken. Door deze omwisseling zal de centrale bank voortdurend goud verliezen. Dit zet druk op de centrale bank medewerkers om het monetariseren van de overheidsschuld te stoppen. Daarom is het verlies van goud een beschermingsmechanisme tegen overmatige overheidsuitgaven en monetarisering door de centrale bank. Als het te gelde maken van de overheidsschuld stopt, stopt ook de inflatie en zal de marktprijs van goud terugkeren naar $ 35.

Zonder inwisselbaarheid van valuta in goud kan de prijs van goud oplopen, maar de centrale bank zal niet verplicht worden om goud of welk andere goed dan ook te leveren. Als gevolg van de wereldwijde hyperinflatie kan het te gelde maken van overheidsschuld doorgaan zonder problemen op te leveren voor de centrale bank autoriteiten. Schuldmonetisering werkt als een monetaire instemming met een schuld die de bevolking mogelijk nooit zou hebben willen overnemen of kopen.

Als valutaconvertibiliteit ontbreekt is monetisering van overheidsschulden een manier om schulden die niet zijn aanvaard door de markt, in monetaire vorm in het geldverkeer op te nemen. Het werkt als volgt: De overheid besteedt meer dan zij binnenkrijgt en geeft schuldpapier uit dat niet door de markt wordt geaccepteerd. De centrale bank neemt het daarna over en geeft nieuw geld uit. Het nieuwe geld is de drager van de afgekeurde schuld. Inflatie is niets anders dan excessieve overheidsuitgaven omgezet in geld.

Staat van dienst mbt inflatie en overheidstekorten

Als de gouden standaard en de valuta convertibiliteit echt een beperking van de openbare uitgaven en de inflatie zijn, dan moet dat te zien zijn in de cijfers van vóór 1971 en na 1971.

In de periode 1951-1971 bedroeg het federaal begrotingstekort gemiddeld 0,6% van het BBP. Van 1972 tot 2015 is dit cijfer gestegen tot 3,0%. Deze cijfers suggereren dat de gouden standaard daadwerkelijk controle gaf over de overheidsschuld, omdat het risico van goud verlies door de centrale bank het te gelde maken van de schuld voorkwam.

US Federal Deficit

Ook de inflatiecijfers vertonen na 1971 een aanzienlijke stijging. De inflatie bedroeg van 1951-1971 gemiddeld 2,2%. Dit cijfer verdubbelde bijna van 1971-2015 en liep op tot 4,1%.

US Inflation Rate

De staat van dienst van de huidige monetaire standaard van variabele wisselkoersen is in vergelijking met de laatste gouden standaard erbarmelijk.

Onmogelijkheid van risicobescherming

Het is van belang om het begrip “laatste gouden standaard”, de gewijzigde gouden standaard van na de 1e Wereldoorlog, te verduidelijken. Onder de klassieke goudstandaard van vóór 1914 kon het publiek, indien gewenst, goud opeisen van de centrale bank. Dit werd geleidelijk aan beperkt tot, na de Tweede Wereldoorlog, alleen staten die geld konden inwisselen voor goud (alles werd ingewisseld voor dollars en de uitwisseling van goud voor dollars werd overgelaten aan andere landen). Vanaf 1971 verdween goud helemaal uit beeld.

Voor gewone mensen wordt het onmogelijk om hun vermogen te behouden zonder risico te lopen. Met goud als monetaire basis heeft de spaarder drie mogelijkheden:

Als de spaarder de stabiliteit van de economie en van de munt vertrouwt, kan ze haar geld investeren in een project dat een rendement oplevert. Op die manier houdt ze haar vermogen aan in niet-liquide vorm met een verwacht rendement. Echter, ze loopt het risico van verlies van haar vermogen als het een slechte investering blijkt te zijn.

Als de spaarder de stabiliteit van de economie niet vertrouwt, maar vertrouwt op de stabiliteit van de munt, kan ze haar activa op een bankrekening aanhouden. Het vermogen is dan liquide en zal zonder risico zijn waarde behouden.

Als de spaarder de stabiliteit van de economie en van de munt niet vertrouwt, kan ze haar activa in goud aanhouden en liquide blijven (goud is immers de basis valuta). Dit kan de waarde van haar activa helpen beschermen tegen economische en monetaire instabiliteit.

In een systeem zonder inwisselbaarheid, waar we sinds 1971 onder leven, vervalt de derde optie. Met andere woorden, als een persoon denkt dat de economie aan de vooravond staat van een recessie (economische instabiliteit) en dat de monetaire autoriteiten zich onverantwoordelijk gedragen door, bijvoorbeeld, te veel schulden te monetariseren (monetaire instabiliteit), heeft ze de keuze tussen verlies van haar activa met een investering project of door liquide middelen aan te houden die hun waarde verliezen als gevolg van roekeloos monetaire beleid.

Economische subjecten die zich tegen inflatie willen beschermen zien zich genoodzaakt ofwel illiquide reële activa – kapitaalgoederen of onroerend goed – te kopen, met het gevaar ze te verliezen (als gevolg van economische of vastgoed crises) of een munt aan te houden die zijn waarde zal verliezen als gevolg van slecht monetaire beleid. Uit het systeem stappen door liquide middelen aan te houden is niet langer een optie, waardoor iedereen in feite speculant wordt.

Goud, bescherming tegen misbruik

Kortom, goud fungeert als bescherming tegen fiscaal en monetair misbruik door overheden. Het bewijs hiervan is dat zowel het overheidstekort als de inflatie sterk is gestegen sinds de gouden standaard is beëindigd.

Bovendien dwingt het economische subjecten om andere vormen van niet-monetaire rijkdom te vinden om hun activa aan te houden. Personen met minder tolerantie voor risico zullen het meest worden getroffen, want in plaats van hun activa in contanten aan te houden, zal inflatie ze dwingen om te speculeren met de aankoop van activa en hen dwingen om risico’s te nemen die zij nooit wilden nemen.

De afgelopen 45 jaar waren een monetair experiment dat niet goed is afgelopen.

 

Dit artikel werd voor het eerst gepubliceerd door Universidad Francisco Marroquín. Overgenomen met toestemming van de auteur. Vertaald naar het Nederlands door Gèr van Gils.

Mises Institute | 2016/08/22

Daniel Fernández Méndez is docent economie aan de Francisco Marroquín University in Guatemala en is directeur van UFM Market Trends , een economie / finance nieuwsbrief. Contact email.

Leave a comment