De kredietcrisis: het liberale antwoord

2013-04-04-15-10-59.eurozone crisis 02a

Voor de liberaal gaat het beleid betreffende de kredietcrisis van kwaad naar erger. Eerst moest – met tijdelijk beleid – slechts het vertrouwen in de banksector worden hersteld. Nu gaat het al om het creëren van een -permanent – nieuw soort wereldwijd kapitalisme. De kredietcrisis is niet meer een bedrijfsongeval maar een systeemcrisis. Het nu ingezette beleid is voor de liberaal zo fout als het maar kan zijn. Dat geldt zowel voor het redden van banken als de aanpassing van het systeem. Niet zolang geleden dachten we met z’n allen dat de Berlijnse muur in de richting van het Oosten was gevallen. Nu blijkt staatseigendom en gedetailleerde regulering weer de hoogste wijsheid.

Valt er voor de liberaal niets anders te doen dan stil te blijven zitten als hij geschoren wordt? Nee. Een liberaal kan zeker iets zeggen over de oorzaken van de crisis, de kosten van de gekozen oplossing en zelfs een betere oplossing geven. We mogen er toch minstens aan herinneren dat socialisme nooit heeft gewerkt en, hoe de wereld ook is veranderd, ook nu niet zal werken. De misvatting dat goede mensen met macht een beter resultaat bereiken dan de gewone man zonder macht is onuitroeibaar. Macht dient gebruikt te worden om de spelregels, de orde in de samenleving, te bepalen – niet de einduitkomsten. Misschien is de banksector veel te groot geworden en wordt dat nu met steun in stand gehouden. Sommige financiële producten waarin de banken grossierden waren toch ook weer niet zo’n succes. De vrijheid van het individu, daar gaat het om. We zijn allemaal zzp’ers: zelfstandigen zonder personeel. Eigen baas over ons leven, vrijheid en eigendom. Beleid dat daar haaks opstaat is immoreel. Als een bank een creatieve ondernemer wil steunen of een nieuw financieel product wil uitproberen, moet zij dat vooral doen. Overheidsregulering ontneemt dat onvervreemdbare recht.

De oorzaken van de crisis

Het vertrouwen in het bankwezen is op een dieptepunt. Bezittingen hebben niet de waarde die we dachten. Hoe is het zover gekomen? Door het bevorderen van het huizenbezit in de VS – overheidsbeleid dat werd uitgevoerd door genationaliseerde banken Freddy May en Fanny Mac – werd geld op hypotheken gegeven, wat commerciële banken nooit zouden hebben gedaan. Vervolgens werden deze verhandelbaar gemaakt. Dit in tegenstelling tot vroeger toen ze bleven bij de bank die ze had afgesloten.

Met het verhandelen van risico’s, ook in meer algemene zin, is niets mis: de moderne maatschappij kan niet zonder. Ondernemers weten: zonder risico geen winst. Maar zij weten ook dat een te hoog risico te veel van het goede is. Tegen risico buiten hun directe ondernemerschap dekken ze zich in. Tot het midden van de jaren 70, ten tijde van het keynesiaanse beleid, werden dergelijke risico’s gesocialiseerd. Fluctuaties in de conjunctuur en wisselkoersen werden bestreden door de centrale overheden. Dat beleid leidde uiteindelijk tot stagflatie: een samengaan van stagnatie in de groei en inflatie. In het – in ieder geval tot voor kort – gevoerde beleid moeten ondernemers zelf hun risico’s beperken. De markt levert een oplossing in de vorm van derivaten (Bryan en Rafferty, 2006). Derivaten zijn instrumenten waarvan de waarde is afgeleid van de waarde van een onderliggend goed. Ondernemers kunnen zich daarmee, bijvoorbeeld, zonder het goed zelf te kopen, tegen prijsveranderingen indekken. In de VS is men creatief in het bedenken van dit soort financiële producten. Het is een bron van productiviteitsstijging. Ondernemers kunnen zich concentreren op datgene waar ze goed in zijn en voor de rest de risico’s beperken.

Het ontwikkelen van nieuwe (kennis)producten gaat met vallen en opstaan. Derivaten vormen door hun ingewikkeldheid ook een risico. Dat is nu eenmaal zo; 100% zekerheid is niet van deze wereld. Een artikel in de Wall Street Journal (13.10.08) kopte dan ook, “De 1% Paniek.” Met als ondertitel, “Onze financiële modellen waren slechts bedoeld om in 99% van de gevallen te werken.” Maar dat was al bekend. In 1973 komen Black en Scholes met een formule om opties te prijzen. In 1997 krijgt Scholes er de Nobelprijs voor. De formule maakt het mogelijk middels opties het risico in de samenleving meer effectief te beheersen. Bij iedere beurshandelaar zat de formule in de handcomputer. Er viel geld mee te verdienen; financiële producten waren volgens de formule verkeerd geprijsd. Om ook zelf z’n vinding te gelde te maken, richt Scholes een investeringsbedrijf op. Na aanvankelijk succes, volgt in 1998 het faillissement als gevolg van de crisis in Azië en Rusland. Althans dat had moeten gebeuren; op aandringen van de Amerikaanse centrale bank werd het fonds (ook toen al “too big to fail”) door de financiële wereld gered. Dit terwijl het fonds willens en wetens had gehandeld in de meest exotische financiële producten buiten de directe regulering van overheden.

Kortom, het probleem is dat de meedogenloze regulering van de markt, waar geen overheid tegen op kan, door de overheid is tegengewerkt: zowel bij de oorzaak als bij de oplossing van de crisis. Van een laissez-faire economie is nooit sprake geweest. Velen in de VS hadden zonder overheidsgaranties nooit een hypotheeklening gekregen. Zoals nu bedrijven gewoon failliet hadden moeten gaan. Wat we een crisis noemen, is de oplossing van de markt die de overheid bestrijdt.

De kosten van het nu ingezette beleid

Wat waren ook alweer de redenen: empirisch, theoretisch en ethisch dat het socialisme niet werkt?

Empirisch

Empirisch bestaat er geen enkele twijfel dat privaateigendom en prikkels die het eigen belang stimuleren de productie verhogen. In de geschiedenis is iedere stap van de overheid in die richting er een geweest die de productie deed stijgen. China is destijds niet uit de grote armoede gekomen door overheidsbeleid of hulp van buiten. Aan het begin van de groei stond een verlaging van de belastingtarieven voor de boeren. Het marginale tarief werd nul in plaats van het daarvoor gehanteerde tarief van 100%. In plaats van te werken voor de grote hoop, mocht, na een bepaalde hoeveelheid voor de staat te hebben geproduceerd, al het meerdere zelf worden behouden.

Dichter bij huis is volgens Klaus (2008), de voormalige president van Tsjechië, de situatie daar in vergelijking met het de huidige toestand in het voormalige Oost-Duitsland een bijna gecontroleerd experiment dat aantoont dat hulp niet werkt. Oost-Duitsland doet het ondanks massieve hulp uit het voormalige West-Duitsland niet beter dan Tsjechië. Het enige dat je als overheid kunt doen, is de concurrentie, en daarmee de vrijheid, te bevorderen. Tsjechië (toen nog verenigd met Slowakije) deed dat na de val van het communisme door radicaal de grenzen open te gooien voor buitenlandse producten. Binnenlands was er immers bijna geen concurrentie door de vaak monoliete bedrijven. De overheid had niet de kennis om bedrijven efficiënt op te splitsen dan wel tot zelfstandigheid op de wereldmarkt te brengen.

Theoretisch

Doel van de vrijheid is zowel de gelegenheid als de prikkel te geven om het hoogst mogelijke gebruik van kennis te verzekeren. Vaak wordt gezegd dat we ons bevinden in een kenniseconomie. Voor de liberaal is het woord kenniseconomie een pleonasme. Zo was en is de markteconomie er voor Hayek (1949) om de informatie te verspreiden waarop de koper kan handelen. Grondstoffen en arbeid uit producten halen en kennis ervoor in de plaats zetten, is de weg van de vooruitgang. Het nationaal product stijgt, maar in gewicht wordt het geen grammetje zwaarder (Wriston, 1992). Het Westen is rijker niet alleen omdat het over meer kapitaal beschikt maar vooral omdat het meer gebruik maakt van bestaande kennis (Hayek, 1960).

De centrale planners, ic. de bankierende toezichthouders, beschikken niet over de benodigde kennis. Die unieke kennis valt vaak niet te centraliseren. Ook al zouden we gebruik maken van de beste beambten, de kans dat daar buiten iemand met nog betere ideeën rondloopt is veel groter. Bovendien, al zouden we gebruik kunnen maken van de beste kennis waarover we op dit moment beschikken—de samenleving zou tot stilstand komen. Dit gebeurt niet omdat er geen mogelijkheden tot toekomstige groei zouden zijn, maar omdat al het handelen zo congruent zou zijn met de huidige kennis dat er geen mogelijkheid meer zou zijn voor het ontstaan van nieuwe kennis. Met het nu ingezette beleid gaat ook de kenniseconomie overboord. Beleid dient ruimte te creëren middels het bepalen van de spelregels niet middels het voorschrijven van inhoudelijke uitkomsten. Dat geldt ook in de financiële sector.

Bovendien waar moet al dat steungeld vandaan komen. In de VS is het bedrag nu al groter dan de voor inflatie gecorrigeerde kosten daar voor de hele Tweede Wereldoorlog. We zagen de leven gevende regen van Wouter Bos. De droogte die het elders creëert zien we niet.

Ethisch

Natuurlijk is daar allereerst het verlies van vrijheid. Het beleid is niet een verkapte weg naar het socialisme maar recht-voor-zijn-raap overheidseigendom en gedetailleerde regulering. Prijzen, de verlies- en winstrekening en privaateigendom staan buitenspel. Te spreken over de redding van het kapitalisme is een gotspe. Het is Hayeks voorspelde weg naar de slavernij (1944): het beleid creëert van de overheid afhankelijke onderdanen en geen zelfstandige burgers. De opvatting heerst dat sociale problemen ontstaan door de activiteiten van slechte, hebzuchtige mensen en dat alles beter zou zijn als goede mensen met macht worden bekleed. Voor Hayek (1960), daartegen, kan vrijheid slechts behouden blijven als zij niet alleen om redenen van erkend nut in een bijzonder geval maar principieel wordt verdedigd: de gewone man zonder macht maar met de mogelijkheid van vrijwillige ruil produceert het gewenste resultaat.

Op de markt vindt vrijwillige ruil met wederzijds voordeel plaats. Zo niet, dan wordt er in vrijwilligheid niet gekocht en niet verkocht. Het ethische gehalte van steunverlening door de overheid is niet hoger dan dat A een probleem bij B ziet en vindt dat C ervoor moet betalen. Had B het geld zelf direct van C genomen, hadden we het diefstal genoemd. Bovendien, te stellen dat de overheid, zoals nu, de particuliere sector redt (bailout) verdraait de zaken. Het is altijd de particulier die de overheid redt—dag in, dag uit. De overheid kan niets geven zonder het niet daarvoor van de particuliere sector te hebben genomen. Dat spaarders bij faillissement zonder-daar-direct-zelf-schuldig-aan-te-zijn hun geld (dit boven het gegarandeerde bedrag) verliezen, is het punt niet. Zij (inclusief banken) die daarvoor bij volledige compensatie met hogere belastingafdrachten moeten opdraaien, moeten dat ook zonder daar zelf schuldig aan te zijn. Dit afgezien van de vraag of de overheid de kennis wel heeft om het onderscheid wel of geen eigenschuld te kunnen maken en of de prikkels op toekomstig gedrag bij volledige compensatie niet desastreus zijn (vgl. Sowell, 1999).

Wat had moeten gebeuren

Wat als de Centrale banken niets zouden doen? Dan krijgen degenen die de crises, in ieder geval ten dele, hebben veroorzaakt een kans—en vooral ook de prikkel—om het probleem zelf op te lossen—-en hun vrijheid te behouden. Het probleem van de kredietcrisis is dat in de kenniseconomie waarin we leven een kennisproduct is geflopt. Daar moeten we niet te dramatisch over doen. De waarde van financieel afgeleide producten, met huizen als onderliggende waarde, is tot bijna nul gedaald. Inderdaad wat geef je voor zo’n product in de huidige onzekere tijd. De huizenprijzen zijn daarentegen maar met 10 tot 20% gedaald. Dat betekent dat er geld te verdienen valt voor de creatieve geest die met een nieuw kennisproduct de bankbalansen nu al die hogere waarde kan geven die dergelijke producten na de huidige onzekere tijd zullen hebben. Daar doen banken een dubbele moord voor. (Het aanpassen van de boekhoudregels die de dagwaarde voorschrijven, is natuurlijk een andere mogelijkheid.) Terug te gaan naar de simpele producten van weleer, die een ieder begrijpt, is de slechtste oplossing. Een derivaat als kennisproduct verhoogt de welvaart evenzeer als de overgang van de typemachine, die we allemaal begrijpen, naar de PC.

Maar was de economie bij afwezigheid van overheidsingrijpen niet tot stilstand gekomen? Staat het water ons niet plots tot de lippen? Nee. Marshall, die het leerboek voor de economie uit de eerste helft van de vorige eeuw schreef, stelt op het voorblad van zijn magnum opus, “De natuur gaat niet met sprongen.” Het is altijd een klein beetje meer of minder. Nooit alles tegelijk. Natuurlijk zouden er bedrijven failliet zijn gegaan. Maar de rest van de economie lag er goed bij. Ook veel financiële instellingen voerden een degelijk beleid. Een beleid waarvoor zij nu worden beloond door mee te moeten betalen om instellingen te redden die dat niet hebben gedaan. Het is zoals Von Mises zei, eigenlijk zouden bedrijven die verlies lijden belasting moeten betalen (zij hebben immers een product geproduceerd dat meer kost dan dat het oplevert) en niet de bedrijven die winst maken.

Het voorstellen van een alles-of-niets situatie is voor de overheid noodzaak geworden om het vergaande beleid te rechtvaardigen. Het draagt ook in grote mate bij aan het algemene verlies aan vertrouwen in de banksector. Dat de Amerikaanse centrale bank eigenaar van banken wordt en voor het eerst in de geschiedenis ook private investeringsbanken direct redt, is juist de alarmbel—en zij handelen er ook naar—voor hen die dachten het valt wel mee. Bovendien, als iets uit memoires van zij die bij de Centrale banken hebben gewerkt blijkt, is het wel dat die het in dit soort situaties ook niet weten. Een artikel in The Wall Street Journal (18.10.08) stelt dan ook dat “Bernanke de vorige oorlog weer uit vecht.” Gedoeld wordt op wat de juiste aanpak zou zijn geweest—maar door de centrale banken destijds niet is gevolgd—om de crisis uit de jaren dertig van de vorige eeuw te bestrijden. Maar zo is de situatie nu helemaal niet. Het willekeurige ingrijpen door de ene bank te redden en de andere niet duidt ook op een gebrek aan beleid. Het in de VS in het leven roepen van een fonds om rommelhypotheken op te kopen en vervolgens die gelden te gebruiken om mede-eigenaar van banken te worden of voor weer andere zaken te benutten, doet dat ook. Onder Greenspan was anekdotisch bewijs vaak het enige dat er was (Meyer, 2004). Het zal nu niet anders zijn.

Wat was er gebeurt als de overheid niet had ingegrepen? Zouden alle banken in een zwart gat zijn verdwenen? Nee. Dat is, zoals gezegd, de retoriek van de overheid om haar unieke ingrijpen te rechtvaardigen. Levensvatbare onderdelen zouden zijn afgesplitst. Zo zijn, in één nacht, van het failliete Lehman Brothers 639 miljard dollar en 26.000 arbeidsplaatsen geherstructureerd. Er zou slechts (tijdelijk) een kariger bankenlandschap zijn geweest, maar wel met de juiste prikkels. Alles werkt gewoon beter als succes je rijk en slechte beslissingen je armer maken. Al is het vinden van de juiste prikkels, zie de hoge bonussen, ook een ontdekkingsproces dat met vallen en opstaan het beste aan de sector zelf kan worden overgelaten.

Waarom wordt er dan toch ingegrepen? Dat heeft waarschijnlijk een platvloerse reden. Financiële instellingen en centrale banken zijn twee handen op een buik. Bestuurders komen uit of gaan vaak naar het financiële bedrijfsleven. Het financiële bedrijfsleven weet haar speciaal belang gewoon goed als het algemeen belang te verkopen. Daarnaast verklaart het verschijnsel van het grote geconcentreerd voordeel van hulp voor het financiële bedrijfsleven en de verspreide kosten over de hele samenleving veel. Voor het bedrijfsleven loont het de moeite om in ’t geweer te komen, voor de burger veel minder.

En die hoge bonussen dan?

Een van de gevaarlijkste kanten van de huidige situatie is dat de discussie wordt gevoerd met op de achtergrond het gezonde volksinstinct tegen de hoge beloningen in de top van het bedrijfsleven. Het is bijltjesdag voor de bonussen; de Balkenende of Bush norm is de hoogste wijsheid.

Waarop zijn topinkomens gebaseerd? De, en eigenlijk enige fundamentele, waarheid in onze markteconomie is, dat partijen in vrijwilligheid alleen maar ruilen als beide erop vooruit gaan. Stel een topmanager maakt 5% minder fouten en dat scheelt het bedrijf 50 miljoen; daar wil je wel 5 miljoen aan “excessief” salaris voor betalen. Ieder heeft voordeel; de koek wordt groter. Het is niet, alles wat managers meer krijgen, krijgen andere werkers minder. Nee, beide krijgen meer. Vrijwillige ruil is creatief en productief en heeft vrijheid nodig om te floreren. De algemene regel is dat wat betreft topbeloningen de samenleving er meestal met een koopje vanaf komt. Als we het vermogen van Bill Gates bekijken en vergelijken met dat wat hij de samenleving in vrijwillige ruil heeft gegeven, zijn we er met een fooi vanaf afgekomen.

Lagere lonen gooien het kind met het badwater weg. Maar er zit gewoon te veel kind in: gewone werkers blijven onnodig arm. De aanbeveling van de commissie-Frijns (die de naleving van de code Tabaksblat controleert) tot grotere transparantie over beloningen is wel degelijk een oplossing. Nu is er nog veel onduidelijkheid en onkunde over de financiële (afvloeiïngs)regeling, vaak verborgen in de kleine lettertjes. Het is een oorzaak van het gesteggel op aandeelhoudersvergaderingen en het gevoel van bedrogen te zijn bij werknemers en publiek. Transparantie maakt de afweging tussen kosten en baten voor alle deelnemers inzichtelijk; de door de commissie bepleite verbetering van zelfdiscipline komt als het ware vanzelf.

Geven die hoge bonussen geen perverse prikkels? Soms wel, maar dat is zeker niet de regel. Bovendien, de perverse prikkels zijn er ook in de politiek. Aldaar worden, om de kiezersgunst te winnen, vóór de verkiezingen door politici gouden bergen beloofd. Beloftes die onmogelijk zijn waar te maken en die het nageslacht met grote schulden op zadelen.

Is het aftoppen van de hoge inkomens dan niet tenminste rechtvaardig? Het woord rechtvaardig heeft twee betekenissen. Rechtvaardigheid wordt vandaag de dag gezocht in de einduitkomst maar niet in de voor een ieder gelijke spelregels van de markt. Bij de laatste vorm van rechtvaardigheid kan de overheid zonder aanzien des persoons het marktproces bewaken en, bijvoorbeeld, fraudulerende managers bestraffen. Bij de eerste vorm van rechtvaardigheid, echter, is veel kennis vereist. Hoe kan de overheid beoordelen of een topmanager het geld waard is? De overheid weet gewoon niet welk deel in de beloning verdienste, geluk, vriendjespolitiek of macht is. De hoogte op zich zegt in ieder geval niets. Beloning is het resultaat van een onpersoonlijk marktproces. Wil het gesteggel niet oeverloos worden, moeten we dat ook wijselijk zo laten.

Tot slot

Het is niet zoals Greenspan zei dat we in een financiële tsunami zitten. We zitten midden in een bijna surrealistische hype van socialistisch overheidsbeleid. Hypes heb je ook bij consumenten, we kopen smurfen en bij beleggers, we kopen internetaandelen. Deze is alleen veel gevaarlijker. Het is niet zoals de Joker het in de Batman film zegt, “We hebben een beter soort criminelen nodig.” Criminelen die het niet voor het geld doen. Voor de liberaal heeft deze wereld juist meer miljonairs (zeg topinkomens) en faillissementen nodig. Geld is niet het beste maar wel een van de zuiverste motieven.

Voor de liberaal is het meest zorgwekkend aan de huidige crisis dat zo snel, bijna buiten iedere parlementaire besluitvorming om, wordt gegrepen naar tot voor kort ongebruikelijke middelen: socialisatie, zowel van de schulden als van het eigendom. Eerst gebeurde dit nog aarzelend en was het tijdelijk bedoeld. Nu schijnt het hek van de dam te zijn en wordt het een permanent kenmerk van onze samenleving. Een redding van het kapitalisme is het slechts als we de overheden als tijdelijke hedgefunds zien: er valt, al is het afwachten, geld te verdienen met belastinggeld. Maar zij die-goed-willen-doen, zullen hun macht niet gauw weer afstaan.

De liberaal ziet ook geen pijnloze oplossing, maar wel een oplossing die altijd heeft gewerkt maar niet wordt vertrouwd. Ja, zelfs als simplistisch en lachwekkend wordt afgedaan. Individuen de vrijheid geven en te confronteren met de gevolgen van hun daden: het aloude principe van winst—en verlies—is het beproefde recept. Verlies hoort ook bij de vooruitgang. Evenals dat het geval is voor periodes van depressie. We zaten er gewoon met z’n allen wat betreft de banksector naast, en dat wordt in een recessie, een periode van herstructurering, hersteld. Je kunt de voordelen van de markt niet hebben zonder de nadelen. Het is alle hens aan dek wat betreft de kennis waarvan we gebruik moeten maken bij de oplossing van de crisis. Een markteconomie doet dat.

Kortom, de markt is—ook voor financiële producten en prikkels voor bestuurders—een ontdekkingsproces (Hayek, 1982). Daar horen flops bij. Overheidsbeleid zou er op gericht moeten zijn zij die risico nemen daarmee te confronteren. Dat is het grote verschil met de overheidsdienaar. In het bedrijfsleven werkt de prikkel dusdanig dat de stekker er bij verlies gauw wordt uitgetrokken. Bij de overheid is de prikkel in de regel om nog meer geld of nog andere middelen aan te wenden. In de private sector moeten de eigenaren immers zelf het benodigde bedrag opbrengen, in de publieke sector hoeven de beleidsmakers dat niet te doen (Friedman, 1993).

Voor de liberaal geldt in deze tijd de moraal van Gibbons Decline and Fall of the Roman Empire. De Romeinen, evenals de Grieken, wilden vrijheid. Maar meer dan dat wilden ze zekerheid. Ze eindigden met geen van beide. Zo zullen ook wij in de toekomst weten of dat wat recentelijk is gezegd over het beleid in de jaren dertig ook nu weer op zal gaan. “Hoe meer beleid à la Roosevelt in een land hoe langer de crises in die landen duurde”.

NOTEN

D. Bryan en M. Rafferty, Capitalism with Derivatives, New York, 2006.

M. Friedman, Why Government is the Problem, Stanford, 1993.

V. Klaus, lezing 3.10.2008, Where Do I See a Problem Now?, www.vaclavklaus.cz

F.A. Hayek, The Road to Serfdom. London, 1944.

F.A. Hayek, Individualism and Economic Order, London, 1949.

F.A. Hayek, The Constitution of Liberty, Chicago, 1960.

F.A Hayek, Law, Legislation and Liberty, London, 1982.

A. Marshall, Principles of Economics, London, 1890.

L. H. Meyer, A Term at The Fed, New York, 2004.

T. Sowell, The Quest of Cosmic Justice, New York, 1999.

The Wall Street Journal, “The 1% Panic. Our financial models were only ment to work 99% of the time”, October 13, 2008, www.wsj.com.

The Wall Street Journal, “Bernanke Is Fighting The Last War. Everything works much better when wrong decisions are punished and good decisions make you rich”, October 18, 2008, www.wsj.com.

W.B. Wriston, The Twilight of Sovereignty, New York, 1992.
Dit artikel verscheen in december 2008 in Liberaal Reveil.

03 comments on “De kredietcrisis: het liberale antwoord

  • sirik , Direct link to comment

    “De centrale planners, ic. de bankierende toezichthouders, beschikken niet over de benodigde kennis. Die unieke kennis valt vaak niet te centraliseren. Ook …”

    Centrale planners streven politieke doelstellingen na, geen economische.
    Centrale planners zijn monopolisten. Er is geen concurrentie en dus geen verbetering van hun ‘producten’ én geen correcte prijsvorming.

    Net zoals de christelijke socialisten en de socialistische socialisten weigeren de liberale socialisten de overheid als een noodzakelijk kwaad te zien.
    Dat wordt nog hun ondergang.

  • sirik , Direct link to comment

    ” Dat heeft waarschijnlijk een platvloerse reden. Financiële instellingen en centrale banken zijn twee handen op een buik. Bestuurders komen uit of gaan vaak naar het financiële bedrijfsleven. ”

    Dat is niet de reden.
    Banken zijn door de kredietverlening door de Centrale bank, dnb, slechts filialen van diezelfde centrale bank.
    Verder limiteert de Staat via vergunningen/licensies het aantal nieuwe banken en stelt onnodige regels. En zo wordt de concurrentie ingeperkt en heeft de Staat de volledige controle op deze sector van de vrije markt.

    De oplossing om tot een goed bank syteem te komen is, volgens Hayek, is dat systeem te vernietigen.
    Het einige ‘systeem’ wat voldoet is hetzelfde systeem wat goed is voor elke onderneming en consument.
    En dat is de vrije markt.
    Hayek beschrijft dit in zijn “Denationalization of Money”
    Door de vrije markt, concurrentie, (dat is er nu niet), houden de banken elkaar in de gaten en zorgen er dus voor dat de balans in orde is elke verplichting nagekomen kan worden… alijd…. en zonder toezichthouder of “Áutoriteit’.

    Dit heeft als gevolg dat geen enkele ‘spaarder’, verhuurder en de eigenaar van het spaargeld, gered dient te worden. De concurrentie neemt gaarne de klanten van een ter ziele gegane collega over… met zijn centen.
    Bij een faillissement in een vrije markt, gaat enkel het eigen vermogen, de investering door de eigenaren van de bank, verloren.

    Omdat de Staat de bankensector een efficient kanaal vindt om de politieke doelstellingen te realiseren, zal een vrije markt voor banken met volle kracht tegen gewerkt worden.

    Conclusie:
    Het bestuur van Nederland heeft ons veel ellende opgeleverd, waaronder de bankencrisis.

Leave a comment