De selfiestick en overheidsinterventie

Selfiesticks zijn een teken van het verval van de menselijke beschaving door overheidsinterventie. Dit inzicht kan gevonden worden door het gebruik van de wetenschap van het menselijk handelen (praxeologie). Laten we eerst echter kijken hoe deze gedachte tot stand komt.

Gedurende een recent bezoek aan Praag voor de 2e Austrian Economics Meeting Europe (AEME) werd ik omringd door een leger van deze armverlengers, vastgehouden door een variëteit aan giechelende en stiekem kijkende jongelingen. Wat doet een selfiestick eigenlijk? Voor degenen die onder een steen wonen een korte uitleg. Een selfiestick is plastic of metalen, veelal uitschuifbare stok met aan het einde de eigen smartphone bevestigd. Zo kan op een voldoende afstand zonder de hulp van anderen een foto van de houder van selfiestick gemaakt worden.

‘In vroegere tijden’, toen de meesten van al die flirtende en giechelende jongelingen nog niet bestonden, werden er ook al foto’s genomen. Hoe dit geschiedde zonder de hulp van een selfiestick zal voor de meesten van hen een groot mysterie zijn. Een korte geschiedenisles is dan ook op zijn plaats. De foto werd genomen door aan een volledig vreemd persoon te vragen die foto te nemen. Zulk een vraag kan alleen gesteld worden als er een bepaalde mate van vertrouwen bestaat in de algemene goedheid van de mens. Waarom zou men anders een camera afgeven aan een totale vreemde en ervan uitgaan het kleinood óók nog terug te krijgen? Zulk vertrouwen komt niet licht tot stand. We hoeven maar naar de overvloed van slecht menselijk handelen te kijken waaraan we dagelijks worden blootgesteld middels kranten, televisie en het echte leven. Dit vormt een probleem, maar belangrijker is hoe dit vertrouwen tot stand kan komen.

Dit vertrouwen ontstaat door menselijk handelen. Het komt tot stand door herhaling van geslaagde en mislukte pogingen in de algemeenheid van het menselijk handelen. Menselijk handelen impliceert dat, tenzij de mens helemaal autarkisch is, er interactie plaatsvindt tussen verschillende mensen. Uit de ervaring van het dagelijkse menselijk handelen leert de mens om en hoe mensen te vertrouwen, of juist niet. Als de bakker hem slecht brood verkoopt voor een hoge prijs zal hij van bakker veranderen. Als een vriend een waardevol kleinood weigert te retourneren, of het zich zelfs toe-eigent vormt dat een les. We stellen onszelf dan de vraag of er aanwijzingen zijn geweest dat de bakker slechte kwaliteit brood verkocht of dat in het gedrag van onze, voormalige, vriend er tekenen waren waaraan we het gedrag hadden kunnen aflezen. Zodoende leert de mens signalen herkennen en betere keuzes te maken. Zo kan hij, leren sujetten als zijn ‘vriend’ te vermijden. Door zo te handelen worden twee zaken bereikt. Ten eerste zal de mens een groter vertrouwen krijgen in zichzelf doordat hij de slechte eigenschappen van mensen leert te herkennen, waardoor hij ten tweede makkelijker in staat zal zijn slechtere mensen te vermijden. Is hij hierin succesvol dan leidt dit tot een groter vertrouwen in de mensheid om hem heen. Daarmee ook een groter vertrouwen in de mensheid in het algemeen.

Er speelt een derde element mee in dit spel. Als de basis voor het intermenselijke vertrouwen in de eigen handelingen ligt, is het van cruciaal niveau dat de mens vrij is om te handelen. Om het geheel van effect van handelen te kunnen internaliseren moet de mens zowel de successen als mislukkingen kunnen dragen. Kortom, hij moet verantwoordelijkheid kúnnen dragen voor zijn handelen. De gevoelens die gepaard gaan met terecht geluk en terechte mislukking vormen zijn karakter en sturen in de toekomst zijn nieuwe beslissingen. Dat houdt in dat de mens verantwoordelijk is voor het geheel van zijn eigen handelen. Het is de verantwoordelijkheid die ontstaat voor hem zelf door zijn menselijk handelen. Is deze verantwoordelijkheid afwezig, dan verwordt de verantwoordelijkheid tot een hulpmiddel dat gedragen kan worden. Gebruikt wanneer het uitkomt, ontkent wanneer het even niet past. Kortgezegd, willekeur van plezier eisen en gevaar ontlopen zonder repercussies zal leiden tot onverantwoordelijkheid.

In onze huidige wereld verleiden overheden op verschillende manieren tot onverantwoordelijkheid. Zoals bijvoorbeeld het mogelijk maken van geld lenen aan mensen die het niet kunnen terugbetalen of het redden van bedrijven die aan twijfelachtige praktijken ten onder gaan, terwijl de gedupeerde mensen op straat staan. Een ander voorbeeld ligt in de toenemende mate waarin scholieren en studenten worden getraind alleen in collectiviteit beslissingen te nemen en van elkaar afhankelijk te zijn. Hier is de beslissing een van de groep als geheel, in plaats van een van het individu. Hierdoor worden kunstmatige freerider-problems en ‘tragedy of the commons’ situaties gecreëerd die niet anders dan kunnen leiden tot overheidsinterventie op het individuele gedrag of de regulering van de individuele bijdrage aan het collectief. Dit soort conditioneren leidt ertoe dat individuen in toenemende mate niet op de goedheid van de individuele mens, daarmee van de mensheid als geheel, vertrouwen. Slechts de groep als groep of een regulerend orgaan kan in deze simpele modellen nog de goedheid brengen bij de individuen die van zichzelf slecht zouden zijn.

Deze overheidsinterventies, die men in het dagelijkse leven makkelijk kan observeren, nemen de mogelijkheid tot persoonlijk handelen weg. Of op zijn minst wordt het hierdoor verminderd. Hierdoor wordt de mogelijkheid om de gevolgen van eigen handelingen te internaliseren, ongeacht de goede of slechte uitkomst, kleiner. Hierdoor ervaart de mens minder en minder de mogelijke goedheid die door het intermenselijke handelen tot stand kan komen. Nu wordt hij alleen geconfronteerd met deze zero-sum games waar de individu verleidt wordt egoïstisch te handelen, zonder met de ander rekening te houden. Die ander heeft geen enkele mogelijkheid, anders dan door de groepsbeslissing of de regulering, om de egoïst te stoppen. Dit leidt tot een afname in de volledige menselijke interactie. In de algemeenheid van het menselijk handelen wordt zo het mensbeeld verwrongen tot een negatief iets. Die overheidsinterventie in de menselijke beschouwing van anderen, en zichzelf, neemt verschillende vormen aan. Zo is het lonend om niet te werken. Middels subsidies worden ondernemers verleid zich in gebieden te geven die door het wegnemen van de verantwoordelijkheid ineens wel interessant worden. Hierdoor worden beslissingen gebaseerd op menselijk handelen vervangen door beslissingen gebaseerd op overheidsbeleid. Al dit soort zaken zijn cruciaal voor het afbrokkelen van het algemene beeld van goedheid van de mens waar zo-even over gesproken werd.

Daarmee komen we terug tot Praag. De moderne mens, opgegroeid in een systeem waarin verantwoordelijkheid grondig vervangen is door de groep, door handelen van de overheid, mist meer en meer het cruciale begrijpen en ervaren van de mogelijkheid van menselijke goedheid. Dit idee van de goedheid van de mens is langzaam vervangen door de slechtheid van het individu in kunstmatige zero-sum games en prisoner’s dilemma’s en andere kunstmatig te creëren problemen waaruit louter meer groepsverantwoordelijkheid en regulering kan volgen. Dit is tot stand gebracht door de verantwoordelijkheid van de mens om te handelen weg te nemen of over te nemen. Slechts enkele tientallen jaren geleden gaven mensen in grote getalen hun camera’s aan wildvreemden om een foto te nemen. Ging dat in alle gevallen goed? Natuurlijk niet, maar die situatie is stukken beter dan het punt waar we vandaag de dag zijn aanbeland. De situatie waarin een nieuwe generatie en masse de noodzaak ondervindt om een apparaat te kopen dat hen veilig genoeg laat voelen om een foto van zichzelf te maken in plaats van op de goedheid van een vreemde te durven vertrouwen. Het is op deze wijze dat de selfiestick inderdaad gezien kan worden als een teken dat overheden, onbewust, onze cultuur negatief beïnvloeden en daarmee de toekomst van onze beschaving.

Dit artikel is oorspronkelijk geplaatst op 27 April 2016 op: willemcornax.nl

Leave a comment