De fiscale kruistocht tegen uw eigendomsrecht

Er is recent fophef ontstaan over de vermeende belastingontwijking van Max Verstappen. Nederlands favoriete socialist, Rutger Bregman, mocht in de gevestigde media weer eens een feitenvrij betoog houden over het ‘immorele’ gedrag van onze beste autocoureur. Volgens hem zou de wereldkampioen Formule 1 gewoon belasting in Nederland moeten betalen.

Allereerst moeten we vaststellen wanneer Max Verstappen, als natuurlijke persoon, belastingplichtig is in Nederland. Verstappen woont, traint en werkt niet in Nederland. Verstappen geniet daarom geen economische resultaten uit Nederland (op GP Zandvoort na), en is om die reden, niet belastingplichtig in Nederland. Zijn Nederlandse paspoort speelt bij die beoordeling niet tot nauwelijks een rol. We kennen in Nederland namelijk geen heffing op basis van het nationaliteitsbeginsel.

Bregman maakt een valse analogie door Verstappen te vergelijken met “een ‘graaiende bankier’ die met een Nederlandse vlag op de Zuidas rondrent”. De graaiende bankier wordt namelijk wel gewoon belast in Nederland over zijn inkomen. Ik zou verder willen betogen dat het vandaag de dag niet de bankier is die graait, maar de overheid. De bankier wordt namelijk gewoon over zijn inkomen uit dienstbetrekking belast in Nederland. De belastingdruk van de gemiddelde Nederlander ligt rond de 40%, voor de gemiddelde bankier nog wat hoger. Enige historische kennis doet beseffen dat de gemiddelde Nederlander, wat belastingheffing betreft, vandaag de dag slechter af is dan de horigen uit de middeleeuwen. In ruil voor bescherming en veiligheid moesten horigen maximaal 33% van hun inkomsten afdragen aan de toenmalige machthebbers. De ongelijkheid tussen Verstappen en de hedendaagse lijfeigenen woonachtig in Nederland ontstaat niet door een gebrek aan fiscale wetgeving, maar juist door de huidige excessieve regelgeving.

Wanneer de Nederlandse staat haar belastingdruk verlaagt zal de prikkel om te vluchten ook verdwijnen. Striktere wetgeving werkt vluchtgedrag in de hand. Shell, Unilever en DSM zijn slechts enkele voorbeelden uit de afgelopen jaren. De belastingdruk zelf is dus niet het probleem. De Nederlandse bankier draagt namelijk wel degelijk zijn steentje bij. (veel) Geld verdienen an sich is blijkbaar het probleem volgens Bregman. Iets waar Bregman zich hoogstwaarschijnlijk zelf ook schuldig aan maakt, denk ik zo. Zijn boeken vallen namelijk erg in de smaak bij (grachtengordel) links Nederland. Is Bregman zelf een immorele graaiende boekenschrijver? In mijn optiek niet.

Kartelvorming om vluchtgedrag te voorkomen

Waar gaat de kwestie Verstappen dan wel over? De Europese wetgever neemt de uittocht van grote multinationals ook waar. Mede om die reden wordt er nu gewerkt aan een wet om vluchtgedrag te voorkomen. Momenteel wordt er in Nederland een wet voorbereid: de Wet minimumbelasting, om het bedrijfsleven te dwingen tot het betalen van de zogenoemde ‘fair share’. De Wet minimumbelasting moet er, kortgezegd, voor zorgen dat multinationals met een omzet van boven de 750 miljoen een minimumtarief van 15% gaan betalen over hun winst. Door wereldwijd een minimumbelasting af te spreken heeft vluchten namelijk geen zin meer. Onder het mom: ‘you can run, but you can’t hide’ kunnen staten bijheffen over multinationals die elders ‘te weinig’ belasting betalen. Deze wetgeving geldt nu enkel nog voor grote multinationals, maar socialisten als Bregman zouden deze wetgeving natuurlijk maar wat graag invoeren voor natuurlijke personen. Voor Max Verstappen en andere Nederlanders heeft vluchten dan ook geen zin meer. Eenieder is dan veroordeeld tot lijfeigenschap, zoals in de middeleeuwen het geval was.

Fiscale wetgeving en de economische gevolgen

Op steeds meer vlakken vervalt de Nederlandse staat tot het gebruik van dwang. De staat zet haar geweldsmonopolie steeds vaker, en zonder terughoudendheid, in om politieke doelen te verwezenlijken. In wetgeving worden kwantitatieve doelen vastgelegd, waarvoor vervolgens alles lijkt te moeten wijken. De individuele rechten worden zonder blikken of blozen aan de kant geschoven voor het veronderstelde ‘algemene belang’. Het onteigenen van boeren, invoeren van huurmaxima en instellen van vrijheidsbeperkende maatregelen tijdens een pandemie zijn slechts enkele uitingen van dit fenomeen. Ook op fiscaal vlak stelt Nederland zich, wellicht voor u niet geheel verrassend, op als braafste jongetje van de klas.

Regelgeving leidt tot ongelijkheid

Zoals zojuist vermeld; de excessieve belastingwetgeving werkt ongelijkheid in de hand. De scheefgroei in belastingdruk tussen enerzijds de grote multinational en anderzijds het MKB is namelijk geen gevolg van een gebrek aan regulering, maar juist een uiting van een overschot. Fiscale wet- en regelgeving brengt namelijk kosten met zich mee op het gebied van compliance of een hogere belastingdruk. Deze kosten kunnen door grote multinationals makkelijker gedragen worden, omdat deze kosten simpelweg een kleiner gedeelte van de algehele kosten betreffen. De gecompliceerde wetgeving zorgt er ook voor dat de kosten voor het ontwijken van belastingen stijgen. Met als eindresultaat: de bakker op de hoek kan niks (legaal) ondernemen om zijn belastingdruk te verlagen en de grote multinational heeft nog steeds de keuze uit allerlei exotische fiscale structuren. Al deze regelgeving zorgt voor een toename in toetredingskosten, en daarmee een verhoging van de toetredingsbarrière binnen de markt. Wat de grote multinational ook weer in de kaart speelt. Het wetsvoorstel Minimumbelasting zal uiteindelijk dan ook niet de grote multinationals raken. De toenemende kosten worden namelijk gewoon doorberekend in de prijs van het product of de geleverde dienst. Het is daarmee uiteindelijk de gewone burger die opdraait voor de kosten.

Moreel failliet kartel

Het invoeren van een wereldwijde minimumbelasting is economisch vergelijkbaar met het vormen van een prijskartel. Via ‘prijsafspraken’ wil de wetgever een minimumbelasting van 15% invoeren en daarmee prijsconcurrentie (lees: lagere belastingtarieven) uitbannen. 

Kartelvorming schaadt de consument en leidt tot een hogere prijs, lagere kwaliteit en minder aanbod. De Wet Minimumbelasting schaadt eveneens consumenten, of in dit geval, belastingplichtigen. Belastingplichtigen betalen namelijk een hogere prijs door het minimale tarief van 15%. De uiteindelijke kosten van de minimumbelasting komen niet bij de multinational, maar bij de burger te liggen.

Daarnaast kan de wetgever beschikken over een gegarandeerd minimumbedrag aan belastingopbrengsten en verdwijnt daarmee de prikkel om efficiënt met publieke middelen om te gaan, dit gaat ten kosten van de kwaliteit. Tot slot, het aanbod ofwel de keuzemogelijkheid van belastingplichtigen om zich om fiscale redenen elders te vestigen wordt eveneens beperkt. 

Het voornaamste argument om de Wet Minimumbelasting in te voeren is het voorkomen van: ‘the race to the bottom’, waardoor staten de concurrentie moeten aangaan om hun vestigingsklimaat en kwaliteit van fiscale wetgeving te verbeteren voor personen en bedrijven. Binnen de vrije markt levert deze concurrentiestrijd een constante verbetering van kwaliteit en de prijs van producten en diensten op. Het bedrijf dat de hoogste kwaliteit kan bieden voor de laagste prijs is namelijk het populairst bij de consument.

Dit proces geldt ook voor belastingheffing en regelgeving. Staten willen echter, net als ieder individu, zo min mogelijk moeite doen voor het verwerven van zo veel mogelijk (financiële) middelen. Het vormen van een kartel is dan ook de makkelijkste uitweg.

De toekomst zal uitwijzen of dit type wetgeving verder zal worden uitgebreid. Eén ding is zeker: de linkse kerk is een grensoverschrijdende kruistocht gestart tegen uw eigendomsrecht.

De foto is gemaakt door Uroburos

Leave a comment