De culturele en spirituele erfenis van fiat-inflatie

3397290181_fb6d5992f0_b

De opmerking dat inflatie schadelijk is, is een vast onderdeel van de economische wetenschap. De meeste tekstboeken daarentegen schatten de impact van de schade te laag omdat zij inflatie slechts definiëren als een aanhoudende daling van de koopkracht van geld, en daarnaast ook omdat zij nauwelijks aandacht besteden aan de concrete vormen van inflatie. Om de chaotische werking van inflatie ten volle te kunnen waarderen moeten we in gedachten houden dat het ontstaat door een inbreuk op de fundamentele regels van een samenleving.

Inflatie treedt op wanneer mensen de geldhoeveelheid vergroten door fraude, oplichterij en contractbreuk. Het zal ontegenzeggelijk deze karakteristieke gevolgen kennen:

1) de dader ondervindt een voordeel ten koste van alle andere gebruikers van geld;

2) het staat toe dat er schuld geaccumuleerd kan worden boven de niveaus die op een vrije markt tot stand kunnen komen;

3) het doet de koopkracht van geld dalen beneden het niveau dat het behaald zou hebben op een vrije markt.

Hoewel deze drie consequenties erg genoeg zijn, worden deze nog groter wanneer inflatie wordt aangemoedigd en gepromoot door de staat (fiat-inflatie). Het dictaat van de overheid maakt inflatie constant, en als resultaat zullen wij zien dat er inflatiespecifieke instituten en gewoontes zullen ontstaan. In de volgende paragrafen, zullen wij dieper ingaan op enkele aspecten van deze erfenis.

I. De hypergecentraliseerde overheid

Inflatie bevoordeelt de overheid die het controleert, niet alleen ten koste van de gehele bevolking, maar ook ten koste van alle lagere overheden. Het is een welbekend feit dat de Europese koningen, ten tijde van de opkomst van hun natiestaten in de 17e en 18e eeuw, de belangrijkste lagere machtscentra vermorzelden. De democratische staten van de 19e en 20e eeuw maakten de centralisatie van de macht, die was begonnen gedurende de tijd van de koningen, compleet. De economische drijvende kracht achter dit proces was inflatie, welke op dat tijdstip volledig in handen van het centrale staatsapparaat was. Geen enkele andere economische reden was meer appetijtelijk. Zodoende droeg dit dus bij, in ieder geval indirect, aan de populariteit van nationalistische ideologieën, die in de 20e eeuw uitmonden in een bijna blinde aanbidding van de natiestaat.

Inflatie stimuleert de groei van centrale overheden. Het staat toe dat deze overheden groter kunnen groeien dan mogelijk in een vrije samenleving. En, het stelt haar in staat bepaalde functies te monopoliseren in een mate die niet zou voorkomen onder een natuurlijke productie van geld. Dit gaat ten koste van alle vormen van een kleine overheid, en natuurlijk ten koste van de beschaafde samenleving in haar geheel. De door inflatie gesponsorde centralisatie van macht verandert de gemiddelde inwoner steeds meer in een geïsoleerd sociaal atoom. Al zijn sociale banden worden gecontroleerd door de staat, die ook de meeste diensten levert die eerst door andere sociale entiteiten als familie en lokale overheden werden verzorgd. Op hetzelfde moment wordt de sturing van het centrale machtsapparaat onttrokken aan het dagelijkse leven van haar beschermelingen.

II. Fiat inflatie en Oorlog

Een van de meest afschuwelijke consequenties van fiat geld, en dat van papiergeld in het bijzonder, is dat het de mogelijkheid biedt de duur van de oorlogen te verlengen. De vernietigende werking van oorlog heeft een verkoelend effect op het initiële idee om überhaupt een oorlog te gaan voeren. Hoe langer de oorlog duurt en hoe meer vernietiging er plaatsvindt, hoe minder de bevolking genegen zal zijn deze te financieren via belastingen of de koop van staatsobligaties. Fiat inflatie biedt de overheid de mogelijkheid deze fiscale tegenstand van haar inwoners te negeren en zodoende de inspanning op het huidige niveau te handhaven, of zelfs te vergroten. De overheid kan simpelweg de biljetten drukken die het nodig heeft om kanonnen en boten te kopen.

Dit is precies wat er gebeurde tijdens de twee wereldoorlogen in de 20e eeuw, in ieder geval in het geval van de Europese staten. De overheden van Frankrijk, Duitsland, Italië, Rusland en het Verenigd Koninkrijk betaalden een groot deel van hun uitgaven door inflatie. Het is natuurlijk een moeilijke opgave om de precieze impact te kwantificeren, maar het is niet onredelijk om aan te nemen dat fiat inflatie beide oorlogen met enkele maanden of zelfs één à twee jaar heeft verlengd. Wanneer we in ogenschouw nemen dat het aantal slachtoffers een climax bereikte aan het eind van de oorlog, moeten we veronderstellen dat vele miljoenen levens gespaard hadden kunnen worden.

Veel mensen geloven dat in een oorlog alle middelen geoorloofd zijn. In hun ogen is fiat inflatie een legitiem middel om een dodelijke dreiging van een ander land af te wenden. Helaas is dit argument behoorlijk gebrekkig. Het is zeker niet zo dat alle middelen geoorloofd zijn in een oorlog. In de katholieke theologie is er een theorie over een rechtvaardige oorlog, die juist dit punt benadrukt. Fiat inflatie zou zeker onrechtmatig zijn indien minder offensieve middelen beschikbaar zijn om hetzelfde doel te bereiken. En, het feit is dat zulke middelen bestaan en altijd beschikbaar zijn geweest voor de overheid, zoals leningen en extra belastinginkomsten.

Een andere typische verdediging van fiatgeld in tijden van oorlog is dat de overheid beter zou kunnen weten dan haar onderdanen hoe dichtbij de overwinning is. De onwetende massa raakt vermoeid door de oorlog en zal zich naar alle waarschijnlijkheid verzetten tegen weer een belastingverhoging. De overheid daarentegen weet zich prima raad met deze situatie. Zonder fiat geld zouden haar handen namelijk gebonden zijn met mogelijk rampzalige gevolgen. De inflatie kan net dat beetje extra geven dat nodig is om te winnen.

Het zou natuurlijk best zo kunnen zijn dat de overheid beter is geïnformeerd dan de inwoners. Echter, het is alleen moeilijk te begrijpen waarom dit een obstakel zou moeten zijn in oorlogsfinanciering. De essentiële taak van politiek leiderschap is om de massa te winnen voor haar ideeën. Waarom zou het onmogelijk zijn voor een overheid om haar betere informatie te verspreiden, en daarmee de bevolking te overtuigen van het nut van een hogere belasting? Dit brengt ons bij de volgende observatie.

III. Inflatie en Tirannie

Oorlog is misschien wel het meest extreme voorbeeld waarbij inflatie overheden in staat stelt haar doelen te bereiken zonder echte steun van de inwoners. De geldpers helpt de overheid de eigendommen van de mensen te gebruiken zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen. Wat voor overheid is nu eigenlijk één die willekeurig de eigendommen van haar inwoners inneemt? Aristoteles en vele andere politieke filosofen noemden het tirannie. Monetaire theoretici, van Oresme tot Mises, hebben opgemerkt dat fiat inflatie, als gereedschap voor overheidsfinanciën, de karakteristieke financiële techniek is van tirannie.

IV. Een “race to the bottom” in monetaire organisatie

Oostenrijkse economen hebben reeds in detail aangegeven dat fiat inflatie een inherent onstabiele manier is om geld te produceren omdat het ‘moral hazard’ en onverantwoordelijkheid beloont. Het resultaat is regelmatig terugkerende economische crises. Inspanningen in het verleden om deze onwelgevallige effecten te repareren, zonder het principe van fiat inflatie aan de kaak te stellen, hebben tot een opvallende evolutie van monetaire instituten geleid – een soort van institutionele “race to the bottom”.

Belangrijke mijlpalen in dit proces was fractioneel bankieren, nationale centrale banken, internationale centrale banken, en uiteindelijk papiergeld. De afbraak van monetaire instituten is reeds eeuwen aan de gang, en nog steeds is de bodem niet bereikt alhoewel dit proces aanzienlijk is versneld in onze eeuw van papiergeld.

V. Ondernemen en fiat inflatie

Fiat inflatie heeft een wezenlijke invloed op de financiering van bedrijven. Passiva (vreemd vermogen) wordt goedkoper dan het op een vrije markt zou zijn. Ondernemers zullen nu genegen zijn hun bedrijven eerder met meer leningen dan normaal te financieren, in plaats van door eigen vermogen (het kapitaal ingebracht door de eigenaars).

In een systeem waarin de geldcreatie op natuurlijke wijze plaatsvindt, zullen banken alleen als intermediair kredieten uitgeven. Dit wil zeggen dat zij alleen geld kunnen uitlenen dat zij zelf hebben gespaard of geld dat door anderen is gespaard en vervolgens aan de bank is uitgeleend. De bankiers zouden natuurlijk vrij zijn de kredieten onder hun voorwaarden uit te geven (rente, duur etc); het zou echter dodelijk zijn om betere voorwaarden te geven dan die zij zelf hebben bij hun crediteuren. Als voorbeeld, wanneer een bank een krediet ontvangt waarop zij 5% rente betaalt, zou het financiële zelfmoord betekenen om dit bedrag uit te lenen tegen 4%. Hieruit volgt dat op een vrije markt winst maken door banken is beperkt binnen behoorlijk nauwe limieten, welke op hun beurt worden gezet door de spaarders. Het is niet mogelijk voor een bank zaken te blijven doen en om daarnaast betere voorwaarden te geven dan de spaarders, die op elk moment kunnen besluiten hun geld voor enige tijd terug te trekken.

Maar, fractioneel bankieren doet precies dat. Aangezien dit de mogelijkheid schept tegen minimale kosten extra biljetten te drukken, zijn zij in staat kredieten te geven tegen lagere rente dan normaal. De begunstigden zullen daarom hun ondernemingen financieren met schulden waar zij normaliter hun eigen geld hadden gebruikt, of wellicht nooit aan waren begonnen. Papiergeld heeft hetzelfde effect, zij het in een grotere dimensie. Een papiergeldproducent kan leningen uitgeven tot elke hoogte en tegen elke voorwaarde. In de afgelopen jaren heeft de Bank of Japan leningen uitgegeven tegen 0%, en zij is zelfs nu zo ver gegaan dat zij sommige mensen betaalt om een lening af te nemen.

Het is evident dat slechts weinig bedrijven het zich kunnen veroorloven om zulke aanbiedingen af te slaan. Concurrentie is fel in de meeste sectoren, en bedrijven moeten op zoek gaan naar de best beschikbare voorwaarden, uit angst dat zij hun voorsprong verspelen die het verschil kan uitmaken tussen winst en verlies en soms zelfs tussen overleven en faillissement. Het logische gevolg is dat fiat inflatie bedrijven meer afhankelijk maakt van banken dan normaliter het geval zou zijn. Het veroorzaakt een grotere hiërarchie en centralisatie van beslissingsbevoegdheid dan er zou ontstaan op de vrije markt. De ondernemer die zijn bedrijf heeft gefinancierd met 10% eigen vermogen en 90% leningen is dan geen echte ondernemer meer. Zijn crediteuren (meestal de banken) zijn de echte ondernemers die alle kritieke besluiten maken. Hij is eigenlijk niet meer dan een goed betaalde kracht – een manager.

Het gevolg hiervan is dat fiat inflatie het aantal echte ondernemers doet afnemen – onafhankelijke mensen die een bedrijf leiden met hun eigen geld. Zulke mensen bestaan nog steeds in ongelooflijke aantallen, maar zij kunnen slechts overleven omdat hun superieure talenten opwegen tegen de inferieure financiële condities waarmee zij te maken hebben. Zij moeten innovatiever zijn en/of harder werken dan hun concurrenten. Zij kennen de prijs van onafhankelijkheid en zijn bereid deze te betalen. In de regel zijn zij meer betrokken bij het bedrijf en hun werknemers dan de marionetten van de bank.

Omdat kredieten afkomstig van fiat inflatie een gemakkelijk financieel voordeel bieden, hebben zij de neiging onverantwoord gedrag van managers te bevorderen. Dit is goed te zien bij managers van grote bedrijven die gemakkelijk toegang hebben tot de kapitaalmarkt. En hun onverantwoordelijkheid wordt maar al te vaak verward met innovatie.

De econoom Joseph Schumpeter heeft ooit fractioneel bankieren als een bron aangewezen van innovatieve economische ontwikkeling, omdat het ondernemers met goede ideeën extra geld verschaft.

Het kan onderkend worden dat dit in sommige gevallen een nuttige rol heeft gespeeld, desalniettemin wijzen de feiten in overweldigende meerderheid de andere kant op. Als algemene regel kan opgemerkt worden dat elk nieuw product en elke nieuwe innovatie een bedreiging vormt voor banken, omdat zij al min of meer hevig geïnvesteerd hebben in bestaande bedrijven, die oude producten produceren en gebruik maken van oude processen. Zij hebben daarom een prikkel om ofwel innovatie tegen te houden door financiering te weigeren, ofwel om nieuwe ideeën door te geven aan hun partners in het bedrijfsleven.

Ter conclusie, fractioneel bankieren maakt ondernemen conservatiever dan het anders zou zijn. Het bevoordeelt de bestaande bedrijven ten koste van innovatieve nieuwkomers. En innovatie zal hoogstwaarschijnlijk eerder komen van onafhankelijke ondernemers, zeker wanneer de inkomstenbelasting laag is.

VI. Het schuldjuk

Een aantal van de voorgaande beschouwingen zijn ook van toepassing op plaatsen anders dan in het bedrijfsleven. Fiat inflatie verschaft niet alleen gemakkelijk geld aan overheden en bedrijven, maar ook aan individuen. Het simpele feit dat zulke kredieten al bestaan, zal mensen motiveren schulden op zich te nemen waarvoor men in elk ander geval niet zou kiezen. Maar, gemakkelijke kredieten worden bijkans onweerstaanbaar in relatie tot dat andere typische gevolg van inflatie, namelijk de constante stijging van het prijspeil. Terwijl in vroegere tijden een stijging van prijzen nauwelijks waarneembaar was, kan heden ten dage iedereen in de Westerse wereld dit aan den lijve ondervinden. In landen als Turkije of Brazilië, waar prijzen jaarlijks stijgen met 80% tot 100%, hebben zelfs de jonge mensen dit gemerkt.

Dit soort omstandigheden vormt een zware straf voor spaargeld. Vroeger werd er vooral gespaard door gouden en zilveren munten opzij te leggen. Het is waar dat dit oppotten geen enkele inkomsten verschafte – het metaal was als het ware afgeschermd – en dat deze munten zichzelf daarom niet leenden voor een leven als rentenier. Desalniettemin vormde dit opzij zetten van geld een betrouwbare en effectieve vorm van sparen. De koopkracht verdween niet ineens zomaar binnen een aantal jaar, en in tijden van economische groei steeg hun koopkracht zelfs.

Het belangrijkste was echter dat deze munten bijzonder geschikt waren voor de doorsnee mens. Timmermannen, metselaars, kleermakers en boeren zijn in de regel niet echt pientere waarnemers van de internationale kapitaalmarkt. Het stoppen van wat munten onder hun kussen of in een kluis, bespaarde hen een hoop slapeloze nachten en, het maakte hen onafhankelijk van financiële tussenpersonen.

Vergelijk nu eens dit voorbeeld van vroeger met de situatie nu. Het contrast kan niet sterker zijn. Het zou compleet zinloos zijn vandaag de dag dollar- of eurobiljetten op te potten om te sparen voor je pensioen. Een man die nu halverwege de dertig is en van plan is over 30 jaar met pensioen te gaan, moet rekenen met een factor 3 in verband met de waardevermindering. Dit wil zeggen dat hij drie dollars moet sparen vandaag, om in de toekomst de koopkracht te hebben van een van deze dollars nu. En dan is deze geschatte factor zeer waarschijnlijk nog aan de lage kant!

Hieruit volgt dat een rationele spaarstrategie voor hem is om schulden op zich te nemen waarmee hij activa koopt die in prijs zullen stijgen door de inflatie. Dit is precies wat er vandaag de dag gebeurt in de Westerse landen. Op het moment dat jonge mensen een baan hebben en dus een redelijk stabiele stroom van inkomsten hebben, nemen zij een hypotheek om een huis te kopen – in tegenstelling tot hun overgrootvader die zeer waarschijnlijk eerst dertig jaar gespaard heeft om zijn huis vervolgens contant te betalen. Onnodig om te zeggen dat de laatste altijd de christelijke manier is geweest. In Paulus’ brief aan de Romeinen (13:8) lezen we:

“Wees aan niemand iets verschuldigd, behalve van elkaar te houden; want diegene die van een ander houdt heeft de wet vervuld.”

De zaken staan er niet veel beter voor, voor die mensen die al enige rijkdom vergaard hebben. Natuurlijk zullen zij niet direct schulden moeten aangaan vanwege de inflatie, maar het ontneemt hun wel de mogelijkheid om hun spaargeld in contanten aan te houden. Oude mensen met een pensioentje, weduwen, en de voogden van wezen moeten hun geld investeren om te voorkomen dat hun koopkracht onder hun neus verdwijnt. Als gevolg worden zijn afhankelijk van financiële intermediairs en de onvoorspelbaarheid van aandelen- en obligatieprijzen.

Het is zondermeer duidelijk dat deze gang van zaken uitermate goed is voor hen die hun boterham verdienen aan de financiële markt. Aandelen- en obligatiehandelaren, banken, hypotheekverschaffers en andere “spelers” hebben een reden om dankbaar te zijn voor de constant dalende koopkracht van geld onder fiat inflatie. Maar is deze situatie nu eigenlijk voordelig voor de gemiddelde inwoner? Tot op een zekere hoogte zijn de schulden en verhoogde investeringen goed voor hem, gegeven ons huidige inflationaire regime.

Indien de stijging van het prijspeil constant is, is schulden aangaan voor hem de best beschikbare strategie. Uiteraard impliceert dit dat er zonder overheidsinterventie in het monetaire systeem andere strategieën superieur zijn. De aanwezigheid van centrale banken en papiergeld maakt op schuld gebaseerde strategieën attractiever dan strategieën die zijn gebaseerd op sparen.

Het is zeker geen overdrijving om te zeggen dat dankzij hun monetaire beleid, Westerse overheden hun inwoners in een situatie van financiële afhankelijkheid hebben gedrukt die ongekend is bij vorige generaties. Al in 1931 schreef Paus Pius XI:

[…] het is duidelijk dat in deze tijd niet alleen rijkdom, maar ook een immense macht en een despotische economische dictatuur geconcentreerd is de handen van weinigen, die vaak geen eigenaars zijn maar slechts de beheerders of managers van geïnvesteerde fondsen die zij besturen op basis van hun eigen arbitraire inzicht en plezier.

Deze dictatuur wordt nog het krachtigst uitgeoefend door degenen die kredieten controleren en ook bepalen wie deze kredieten krijgt, aangezien zij het geld beheren en volledig controleren. Zodoende reguleren zij als het ware de stroom van het bloed waarvan het gehele economische systeem leeft en hebben zij de ziel van het economisch leven zo stevig vastgeklemd dat niemand tegen hun wil kan ademhalen.[1]

Je vraagt je af welke woorden Pius XI zou hebben gebruikt wanneer hij onze huidige situatie zou beschrijven. De gebruikelijke rechtvaardiging voor deze gang van zaken is dat het industriële ontwikkeling zou stimuleren. Het oppotten van geld vroeger was niet alleen steriel: vanuit economisch oogpunt bezien waren zij zelfs schadelijk, omdat zij bedrijven onthielden van de noodzakelijke gelden om investeringen te doen. De rol van inflatie is om deze middelen te verschaffen.

Echter, het oppotten van geld heeft geen enkele negatieve macro-economische consequentie. Het onderdrukt industriële ontwikkeling zeer zeker niet. Oppotten vergroot de koopkracht van geld en geeft daarom een groter “gewicht” aan de geldeenheden die nog in circulatie zijn. Alle goederen en diensten kunnen aangeschaft worden, en alle realiseerbare investeringen kunnen gedaan worden met de resterende eenheden. Het fundamentele feit is dat inflatie geen extra middelen in omloop brengt. Het enige dat zij doet is de bestaande middelen heralloceren. Zij gaan niet langer naar bedrijven die geleid worden door ondernemers gefinancierd met hun eigen geld, maar zij gaan naar managers die bedrijven leiden die gefinancierd zijn met vreemd vermogen.

Het netto effect van de recente bloei in schulden van individuen is dat hele populaties financieel afhankelijk worden gemaakt. De morele gevolgen zijn duidelijk. Torenhoge schulden zijn onverenigbaar met financiële zelfredzaamheid en zij zullen dus ook op andere gebieden de zelfredzaamheid verminderen. Het met schuld overladen individu zal uiteindelijk de gewoonte krijgen om zich tot anderen te richten voor hulp, in plaats van te groeien als een economisch en moraal anker voor zijn gezin en zijn nabije omgeving. Opportunisme en onderdanigheid vervangen soberheid en onafhankelijke oordeelsvorming. En wat gebeurt er met de vele gevallen dat een gezin de schulden niet langer kan dragen? Het resultaat zal wanhoop zijn of het tegenovergestelde, het object van spot zijn voor alle vormen van financiële gezondheid.

VII. Enige spirituele slachtoffers van fiat inflatie

Fiat inflatie reduceert constant de koopkracht van geld. Tot op zekere hoogte is het mogelijk voor mensen om hun spaargeld tegen deze trend te beschermen, maar dit vereist een gedegen financiële kennis, tijd om constant je investeringen in de gaten te houden, en een goede dosis geluk. Mensen die een van deze ingrediënten missen zullen waarschijnlijk een substantieel deel van hun activa verliezen. Spaargeld, dat gedurende het hele leven is opgebouwd, kan zomaar in rook opgaan in de nadagen van het pensioen. Het gevolg is wanhoop en een uitholling van morele en sociale opvattingen. Het zou echter fout zijn om aan te nemen dat inflatie deze gevolgen slechts veroorzaakt bij ouderen. Een schrijver merkte op:

Deze effecten zijn juist sterk onder de jeugd. Zij leren te leven in het heden en bespotten hen die hun ouderwetse moraal en zuinigheid leren. Inflatie moedigt daarbij een mentaliteit van onmiddellijke bevrediging aan die duidelijk in tegenspraak is met de discipline en eeuwig perspectief, vereist om de principes van het rentmeesterschap uit te voeren – zoals een lange termijn investering ten faveure van toekomstige generaties.[2]

Zelfs die inwoners die in het gelukkige bezit zijn van kennis, tijd en geluk om het merendeel van hun spaargeld te beschermen, kunnen niet de schadelijke impact van inflatie ontlopen, omdat zij gedwongen zijn gewoontes aan te nemen die op gespannen voet staan met morele en spirituele gezondheid. Inflatie dwingt hen meer tijd te besteden aan hun geld dan zij normaliter zouden doen. We hebben reeds gezien dat de ouderwetse manier van sparen het oppotten van contant geld was. Onder fiat inflatie is deze strategie dodelijk. Men moet investeren in activa waarvan de waarde groeit ten tijde van de inflatie; de meest praktische manier om dit te doen is om aandelen en obligaties te kopen. Dit houdt echter in dat men eindeloos veel uren moet spenderen aan het vergelijken en selecteren van geschikte opties. Ook noodzaakt het hen om oplettend en bezorgd te zijn over hun geld de rest van hun leven. Ze moeten het financiële nieuws volgen en de koersen scherp in de gaten houden.

Op dezelfde wijze zullen mensen geneigd zijn de fase waarin zij er naar streven geld te verdienen, verlengen. Zij zullen ook een grotere nadruk leggen op de geldcomponent dan op andere criteria bij het kiezen van hun werk. Bijvoorbeeld, iemand die graag tuinier zou willen zijn zal desondanks kiezen voor een baan in de industrie omdat de laatste een hoger salaris biedt. Velen zullen ook eerder werk accepteren ver van hun huis omdat het hen in staat stelt net iets meer te verdienen dan mogelijk onder een natuurlijk monetair systeem.

De spirituele dimensie van deze door inflatie opgelegde gewoontes lijken zonneklaar te zijn. Meer en meer mensen streven naar een hoog inkomen ten koste van persoonlijk geluk. De door inflatie veroorzaakte geografische mobiliteit veroorzaakt een kunstmatige verzwakking van familiebanden en loyaliteit. Velen mensen die tot hebzucht, jaloezie of inhaligheid geneigd zijn zullen ten prooi vallen aan deze zonden. Zelfs degenen wier natuur het niet is hier aan toe te geven, zullen de verleiding voelen die zij anders niet gevoeld zouden hebben. En, omdat de onzekerheden van de financiële markten een goed excuus vormen voor een excessieve terughoudendheid in het gebruik van iemands geld, zal het aantal donaties aan goede doelen afnemen.

Dan is er natuurlijk het feit dat immer aanwezige inflatie de neiging heeft productkwaliteit aan te tasten. Iedere verkoper weet dat het moeilijk is hetzelfde product een jaar later voor een hogere prijs te verkopen. Helaas zijn stijgende prijzen onontkoombaar wanneer de geldhoeveelheid onderhevig is aan dwangmatige groei. Dus, wat zullen verkopers doen? In veel gevallen komt de redding door technologische innovatie, dat zorgt voor een goedkoper productieproces, waardoor de invloed van inflatie geneutraliseerd of zelfs overgecompenseerd kan worden. Men kan dit proces bijvoorbeeld waarnemen bij personal computers en andere zaken die geproduceerd worden met een grote input van informatie technologie.

In andere industrieën daarentegen speelt het technologische proces een veel kleinere rol. Hier zullen de verkopers anders reageren. Zij zullen een inferieur product produceren en het onder dezelfde naam produceren, samen met de eufemismen die de gewoonte lijken te zijn geworden in de hedendaagse marketing. Als voorbeeld zouden zij hun klanten “light” koffie of “ongekruide” groenten kunnen aanbieden – wat zich vertaalt in slappe koffie en groenten die elke smaak verloren hebben. Dezelfde kwaliteitsafname is te bespeuren in de bouw. Landen die een grote inflatie kennen lijken een groter aantal huizen en straten te hebben die constant gerepareerd moeten worden.

In een dergelijke omgeving zullen mensen ook een slordige houding aannemen ten opzichte van hun taal. Wanneer alles is zoals het genoemd wordt, zal het moeilijk zijn het verschil tussen waarheid en leugen uit te leggen. Inflatie verleidt mensen te liegen over hun producten, en constante inflatie moedigt de gewoonte aan routineus te liegen. De schrijver heeft in andere artikelen beargumenteerd dat dit routineus liegen een grote rol speelt bij fractioneel bankieren, de basisinstitutie van ons fiat geldsysteem. Fiat inflatie lijkt deze gewoonte als een kankergezwel over de rest van de economie te verspreiden.

h2>VIII. De vlam verstikken

In vele landen is de groei van de verzorgingstaat gefinancierd door het uitgeven van obligaties op een schaal die ondenkbaar zou zijn geweest zonder fiat inflatie. Een vluchtige blik in de geschiedenis laat zien dat de exponentiële groei van de verzorgingstaat, die in Europa in de vroege jaren ’70 begon, hand in hand is gegaan met een ware explosie van overheidsschuld. Het is welbekend dat deze ontwikkeling een belangrijke rol heeft gespeeld in het minder belangrijk worden van het gezin. Wat echter vaak vergeten wordt is dat de uiteindelijke oorzaak van deze afname fiat inflatie is. Constante inflatie vernietigt langzaam maar zeker de familie, en verstikt dus de aardse vlam van de christelijke moraal.

De christelijke familie is de belangrijkste “producent” van een zeker type moraal. Het familieleven is alleen mogelijk wanneer alle leden normen onderschrijven, zoals de legitimiteit van autoriteit en het verbod op incest. Daarnaast zijn er additionele normen zoals het liefhebben van de partner en zijn/haar kinderen, het respect van kinderen voor hun ouders, etc. Ouders herhalen, benadrukken en leven deze normen constant na. Deze dagelijkse ervaring “overtuigt” alle familieleden opdat zij deze normen als normaal accepteren. In een groter sociaal universum zullen deze personen vervolgens dezelfde normen uitdragen in hun bedrijven, verenigingen en politiek.

Vrienden en vijanden van de traditionele christelijke familie zijn het met elkaar hierover eens. Zij erkennen beiden de effectiviteit van het gezin in het vaststellen van sociale normen die christenen wensen te beschermen. En het is precies om dezelfde reden dat voorstanders van een moreel brevet dit willen vernietigen. De verzorgingsstaat is hun favoriete gereedschap geweest de afgelopen 50 jaar. Vandaag de dag levert de staat een groot aantal diensten waarin vroeger door families (en welke, mogen we aannemen, nog steeds zullen worden verzorgd door de familie mocht de verzorgingstaat ophouden te bestaan) werd voorzien. Opleiding van jonge mensen, verzorging van de ouderen en de zieken, hulp in tijden van nood – al deze diensten zijn nu “geoutsourced” naar de staat. Families zijn gedegradeerd tot kleine productie eenheden die elektriciteitrekeningen, auto’s, koelkasten en natuurlijk de belasting delen. De met belasting gefinancierde verzorgingstaat verleent hen vervolgens onderwijs en zorg. [3]

Vanuit een economisch oogpunt is deze orkestratie een pure verspilling van geld. Het is een feit dat de verzorgingstaat inefficiënt is; het levert slechte service voor een relatief hoge prijs. We hoeven niet lang stil te staan bij de onmogelijkheid van overheidsorganen om emotionele en spirituele hulp te verschaffen die alleen ontstaan uit liefdadigheid. Compassie kan niet gekocht worden. Maar, in puur economische termen is de verzorgingstaat ook inefficiënt. Zij opereert via grote bureaucratieën en zal daarom prikkels ontberen en economische criteria missen om verspilling van geld tegen te gaan. In de woorden van paus Johannes Paulus II:

“Door direct te interveniëren en de maatschappij haar verantwoordelijkheid te ontnemen, leidt de welvaartstaat tot een verlies van menselijke energie en een ongereguleerde groei van publieke diensten, die meer gedomineerd worden door bureaucratische denkwijzen dan door een zorg om hun klanten te bedienen. Het lijkt zelfs zo dat behoeften het best worden begrepen en bevredigd door mensen die het dichtst bij hen staan en die als buren zijn voor hen in nood. Hier moet aan toegevoegd worden dat sommige vragen vaak om een antwoord vragen dat niet simpelweg materialistisch van aard is, maar in staat is de diepere menselijke noodzaak te ontwaren.” [4]

Iedereen weet dit uit eerste hand, en een groot aantal wetenschappelijke studies onderschrijven dit punt. De verzorgingstaat kan alleen maar afhankelijk zijn van belastinginkomsten, juist omdat het zo’n inefficiënte economische onderneming is. Wanneer de verzorgingstaat op gelijke voet zou moeten concurreren met families, zou het binnen de kortste keren failliet gaan. Zij heeft de familie en de liefdadigheidsorganisatie van de “verzorgingsmarkt” verdreven omdat mensen toch wel gedwongen zijn ervoor te betalen. Zij zijn gedwongen belastingen te betalen, en zij kunnen de overheid er niet van weerhouden nieuwe leningen uit te geven, die het kapitaal absorberen dat anders voor de productie van andere goederen en diensten gebruikt zou worden.

De excessieve verzorgingsstaat van vandaag de dag is een frontale aanval op de producenten van de christelijke moraal. Maar het verzwakt deze moraal ook op een indirecte manier, nog het meest door het subsidiëren van een slechte moraal. Sommige alternatieve levensstijlen dragen grote economische risico’s en zij zullen daarom duurder zijn dan het traditionele gezinsleven. De verzorgingstaat socialiseert de kosten van zulk gedrag en geeft het daarmee een groter aanzien dan het zou hebben in een vrije samenleving.

In plaats van een economische boete, kan een publieke licentie dan zelfs hand in hand gaan met economische voordelen, omdat het de hoofdpersonen ontslaat van de kosten van het gezinsleven (bijvoorbeeld de kosten van het opvoeden van kinderen). Met de steun van de verzorgingstaat, kunnen deze figuren de conservatieve moraal belachelijk maken als een soort van bijgeloof dat geen invloed heeft op het echte leven. De spirituele dimensie lijkt duidelijk: de verzorgingstaat stelt mensen op systematische wijze bloot aan de verleiding te geloven dat er geen geteste morele richtsnoeren zijn.

Laat benadrukt zijn dat de voorgaande observaties geen aanval zijn op zorgdiensten, die zelfs een essentiële component van christelijke samenlevingen zijn. Het punt is echter, dat fiat inflatie de democratische controle over de voorziening van deze diensten vernietigt; dat dit uiteindelijk leidt tot een excessieve groei van het verzorgingsysteem en tot excessieve vormen van verzorging; en dat dit op zijn beurt niet zonder gevolgen is voor het morele en spirituele karakter van de samenleving.

Deze overwegingen zijn zeer zeker geen uitvoerige beschrijving over de culturele en spirituele erfenis van fiat inflatie. Maar zij zouden voldoende moeten zijn om het belangrijkste punt te ondersteunen, namelijk dat fiat inflatie een krachtige bron is van sociale, economische, culturele en spirituele vernietiging.

—-

Guido Hülsmann is een ‘senior fellow’ aan het Mises Institute. Bekijk hier zijn pagina op Mises.org. Bovenstaand artikel is een fragment uit zijn nieuwe boek dat wordt uitgegeven door het Acton Institute en het verscheen eerder op Mises.org. Vertaling door Bas Jonker voor Stichting MeerVrijheid. Overname alleen met bronvermelding, hyperlink en MV logo.

 

Noten

[1] Pius XI, Quadragesimo Anno (1931), §§ 105, 106. Zie ook Deuteronomium 28: 12, 43–44.

[2] Thomas Woods, “Money and Morality: The Christian Moral Tradition and the Best Monetary Regime,” Religion & Liberty, vol. 13, no. 5 (Sept./Oct. 2003). De auteur citeert Ludwig von Mises.

[3] In veel landen is het tegenwoordig mogelijk voor families om hun onkosten voor private zorg en onderwijs af te trekken van de jaarlijkse belastingaanslag. Maar ironisch genoeg (of misschien wel helemaal niet zo ironisch) heeft deze trend de erosie van de familie alleen maar versterkt. Bijvoorbeeld, recente bepalingen in de Amerikaanse belastingwet stellen familiebudgetten in staat om te stijgen door zulke aftrekmogelijkheden – maar alleen wanneer de diensten niet thuis verzorgd worden, maar bij derden worden ingekocht.

[4] John Paul II, Centesimus Annus, § 48.

photo credit: 100 Trillion dollars via photopin (license)

05 comments on “De culturele en spirituele erfenis van fiat-inflatie

  • Plato , Direct link to comment

    Goed stuk, maar dat het bij fractioneel bankieren mogelijk is met minimale kosten extra biljetten te drukken bestrijd ik. Banken hebben inleg (spaargeld e.d.) nodig om die weer uit te kunnen lenen. Alleen de centrale bank is in staat geld te drukken. Bij een goudstandaard is dat laatste niet mogelijk, maar is fractioneel bankieren nog steeds mogelijk.

  • gibhunter , Direct link to comment

    Fractioneel bankieren is niet letterlijk geld bijdrukken, maar komt effectief op hetzelfde neer. Wanneer iemand 100 euro stort op zijn rekening en de bank moet 10% reserve aanhouden, kan er er 90 euro worden uitgeleend. Deze 90 euro wordt vervolgens uitgegeven en door de ontvanger weer als spaartegoed gestort. Vervolgens kan er 81 euro uitgeleend worden. Dit proces kan zich vele malen herhalen en uiteindelijk is er geen 100 euro, maar 1000 euro in omloop. Wanneer de bank echter besluit om te stoppen met geld uitlenen verdwijnt er dus weer 900 euro.

    Met andere woorden voor elke euro die de centrale bank “bijdrukt” of in het systeem in omloop brengt door staatsobligaties te kopen, hebben banken de vrijheid er tussen de 0 en 9 euro extra bij te drukken. In de praktijk is het echter onmogelijk om te traceren wiens euro aan wie is uitgeleend en wordt er alleen gekeken hoeveel geld er “in de kluis ligt” in vehouding tot de leningen die uitstaan. Dit met de kanttekening dat als er geld naar een andere bank wordt overgemaakt of wordt opgenomen dat er dan dus geld uit “de kluis” verdwijnt en de bank formeel leningen moet opeisen. Precies op het randje van de kapitaaleisen gaan zitten is dus niet handig, maar hoe groter de bank hoe meer dit uitmiddelt en hoe dicht je erbij kunt gaan zitten. Nog steeds is een bankrun echter mogelijk…

  • Plato , Direct link to comment

    Als de centrale bank bijdrukt hebben de banken niet de vrijheid extra bij te drukken. Ze zitten immers al aan hun maximum van een buffer van zeg 5%. En die moet in stand blijven. Hoeveel de centrale bank ook bijdrukt. Wat er wel gebeurt is dat de centrale bank staatsobligaties gaat opkopen, waarmee de banken (als ze tenminste verkopen) op een zak geld komen te zitten, waar ze dan ook weer ergens mee heen moeten. Bijvoorbeeld naar de aandelenmarkt (i.p.v. uitlenen aan het bedrijfsleven). Trouwens fractioneel bankieren is helemaal geen geld bijdrukken. Voor het uitgeleende geld dat via een ander bij de bank terug komt, zijn eerst goederen of diensten geleverd. Vandaar dat er ook geen inflatie is en als iedereen zijn schulden inlost alles weer op nul staat.

  • sirik , Direct link to comment

    Het nadeel van een goudstandaard is dat het in handen is van een monopolist, gedreven door politieke doelstellingen en kan dan in Augustur 1971 opgeheven worden.

    Het probleem wat een centrale bank veroorzaakt is dat elke bank eigenlijk een filiaal is van die centrale bank.
    Het gevolg daarvan is dat banken nooit kunnen concurreren.
    Een ander nadeel is dat banken nooit failliet kunnen gaan, maar telkens gered moeten worden ( bail in bail out).

    Om tot een oplossing van het probleem te komen dient men banken onder de tucht van de vrije markt te laten vallen en dus kan het bezit van de bankeigenaren mogelijk vernietigd worden. Waarbij opgemerkt dient te worden dat spaartegoeden nooit een eigendom van een bank kunnen zijn, maar slechts “gehuurd” worden.
    Een volledig vrije markt lost het banken probleem op. Alleen de politiek wil zijn speeltje niet kwijt. De bankenkwestie is dus geen financieel, geen economisch maar een politiek probleem.

    De staat vernietigt de samenleving.

Leave a comment