Zijn we op lange termijn allemaal werkloos?

werkloosheid

Een van de meest besproken onderwerpen in de moderne macro-economie is de vermeende ruilrelatie tussen inflatie en werkloosheid. De Phillips-curve, door de Nobelprijswinnaars Paul Samuelson (1970) en Robert Solow (1987) vernoemd naar de Nieuw-Zeelandse statisticus Alban W. Phillips, is sinds de jaren ‘60 in een of andere vorm spil van monetair beleid geworden.

Samuelson en Solow riepen de empirische relatie, door Phillips vastgesteld op basis van data uit het Verenigd Koninkrijk, uit tot een politiek zeer relevant oorzakelijk verband. Ze presenteerden de Phillips-curve als een soort “keuzemenu”. De politieke leiders van een land moesten gewoon kiezen voor een punt op de curve – ofwel hoge inflatie met een lage werkloosheid, of lage inflatie met een hoge werkloosheid, of een combinatie tussen deze uitersten – gewoon à la carte.

Deze naïeve interpretatie van de relatie heeft zich diep geworteld in het publieke debat. Iedereen kent de beroemde uitspraak van voormalig topminister Helmut Schmidt: “Liever vijf procent inflatie dan vijf procent werkloosheid.” In de VS wees de econoom Walter Heller, economisch adviseur van de presidenten Kennedy en Johnson, er in alle ernst op dat hun Republikeinse voorganger een punt te ver naar het zuidoosten (lage inflatie, maar hoge werkloosheid) op de Phillips-curve had gekozen, en dat men om het land weer op de rails te krijgen naar een punt noordwestelijk op de curve moest opschuiven (lage werkloosheid, maar hoge inflatie).

Vooral de economen Edmund Phelps en Milton Friedman hebben zich tegen deze naïeve interpretatie verzet. Ze bestempelden de ruilrelatie tussen inflatie en werkloosheid tot een fenomeen van de korte termijn. Als expansief monetair beleid voor een onverwachte prijsinflatie zorgt, kan de werkgelegenheid worden gestimuleerd, op voorwaarde dat de lonen minder stijgen dan andere prijzen. In dat geval daalt de relatieve prijs van arbeid en worden meer mensen ingehuurd. Op de lange termijn, echter, is inflatie neutraal, omdat de inflatieverwachtingen van de spelers op de markt zich in de loop van de tijd aanpassen aan de werkelijke inflatiepercentages en daardoor bereikt ook het loonniveau weer een evenwicht. Inflatie heeft op de lange termijn dus geen effect.

Phelps en Friedman huldigen daarmee de al lang heersende opvatting dat werkloosheid uiteindelijk afhangt van reële en niet van monetaire economische variabelen. Ze wordt bijvoorbeeld bepaald door technologische vooruitgang, de kapitaalvoorraad en institutionele en beleidsmatige kaders, vooral op de arbeidsmarkt. Deze opvatting werd niet in de laatste plaats ook door Ludwig von Mises gedeeld, die een hoge en permanente werkloosheid daarom toepasselijk ‘institutionele werkloosheid’ noemde.((Mises, Ludwig von. 1998. Human Action: A Treatise on Economics. Auburn, AL: Ludwig von Mises Institute (ook beschikbaar in het Nederlands: ‘Het menselijk handelen, een economische verhandeling’, Stichting Pierson & Templeton, februari 2016)) Toch zagen Phelps en Friedman mogelijkheden om, op zijn minst op de korte termijn, werkloosheid met monetaire maatregelen te verminderen.

Met deze weliswaar enigszins vereenvoudigde weergave wordt toch een fundamenteel probleem van de door Phelps en Friedman geïntroduceerde korte termijn Phillips-curve zichtbaar. Wanneer we de lange termijn als een serie korte termijnen zien en we werkloosheid op de korte termijn kunnen verminderen door monetair beleid, dan moeten we dat ook kunnen op de lange termijn, want het kan immers in elk van de opeenvolgende korte termijnen. Op zijn minst moet dit mogelijk zijn, als expansieve monetaire maatregelen op de lange termijn werkelijk neutraal zijn. Maar zijn ze dat?

imageEr is alle reden om te denken dat ze dat niet zijn en dat een aanhoudend expansief monetair beleid daadwerkelijk negatieve gevolgen heeft voor de totale werkgelegenheid. Interessant is dat Friedman zelf in zijn dankwoord voor de Nobelprijs ontevreden bleek Friedman((Friedman, Milton. 1977. “Nobel Lecture: Inflation and Unemployment.” The Journal of Political Economy 85 (3): 451–72.)) met zijn eerdere werk over de ruilrelatie tussen inflatie en werkloosheid en erop wees dat toekomstig onderzoek naar de Phillips-curve toe was aan een nieuwe fase – een fase waarbij een mogelijk positieve samenhang tussen de twee variabelen wordt uitgewerkt. Friedman wees er ook op dat men er dan niet omheen kon om het politieke proces in de economische analyse te betrekken. Dit onderzoeksprogramma is echter tot op heden niet systematisch opgepakt.

grafieken

Ook de beschikbare gegevens geven aanleiding om serieus rekening te houden met een mogelijk positieve samenhang tussen inflatie en langdurige werkloosheid. Zoals getoond in de figuur zien we in de tweede helft van de 20e eeuw zowel in Duitsland, Frankrijk en Engeland, als in de Verenigde Staten hetzelfde patroon. De prijsinflatie steeg eerst, gevolgd door de werkloosheid.((De figuur toont een afgevlakte curve van de officiële tijdreeksen voor inflatie en werkloosheid, zoals, onder meer, door INSEE (Institut national de la statistique et des études économiques) uitgegeven in Frankrijk en BLS (Bureau of Labor Statistics) in de VS.)) Met een aanzienlijke vertraging geven beide tijdreeksen een zeer gelijk verloop te zien.

Als we de stijging van de werkloosheid als een grotendeels institutioneel en politiek probleem zien, maar toch ook nog een relatie met voorafgaande prijsinflatie vermoeden, moeten we ons afvragen wat voor effecten een expansief monetair beleid op het politieke proces zelf kan hebben. Roepen onbedoelde negatieve gevolgen van expansief monetair beleid mogelijk bepaalde beleidsimpulsen in het leven, die tot verdere interventies in de markt leiden en die op hun beurt verantwoordelijk zijn voor de toename van de werkloosheid?

In een recente studie((Israel, Karl-Friedrich. 2016. “In the long run we are all unemployed?Quarterly Review of Economics and Finance.)) worden twee onbedoelde gevolgen van expansief monetair beleid en de indirecte effecten daarvan op de langdurige werkloosheid meer in detail bekeken: 1) de herverdeling van inkomen en vermogen, en 2) conjunctuurcrises.

Door expansief monetair beleid wordt een herverdeling van inkomen en vermogen in gang gezet. De herverdeling vindt echter plaats van onder naar boven, zodat de kloof tussen arm en rijk groter wordt.((Hülsmann, Jörg Guido. 2013. Krise der Inflationskultur. München: FinanzBuch Verlag. Hülsmann, Jörg Guido. 2014. “Fiat Money and the Distribution of Incomes and Wealth.” In The Fed at One Hundred, edited by David Howden and Joseph T. Salerno, 127–38. Springer International Publishing Switzerland.)) Nieuw gecreëerd geld wordt in het moderne financiële systeem niet gelijkmatig verdeeld over alle actoren op de markt, maar op de financiële markten in omloop gebracht door middel van kredieten via bepaalde marktpartijen. De kredietverlening bevat van nature een discriminerend element. De leningen worden verleend aan marktdeelnemers met een laag kredietrisico – dat wil zeggen aan actoren die over een relatief stabiel en hoog inkomen beschikken, relatief welvarend zijn en reeds over activa beschikken die als onderpand gebruikt kunnen worden, of over relatief goede relaties beschikken en vooral goede politieke connecties hebben. Het zijn dus juist de beter gesitueerde spelers op de markt die als eerste over een onevenredig groot deel van het nieuw gecreëerde geld kunnen beschikken en het op de investerings-, goederen- en vermogensmarkten kunnen uitgeven. De slechter gesitueerde spelers op de markt ontvangen een veel kleiner deel van het nieuw gecreëerde geld en zij zien de prijzen van consumptiegoederen en van activa stijgen voordat hun eigen inkomsten stijgen. Dus de relatief rijken profiteren ten koste van de relatief armen.

Een volgend probleem als gevolg van expansief monetair beleid is de conjunctuurcyclus, zoals beschreven door de Oostenrijkse School.((Huerta de Soto, Jesús. 2011. Geld, Bankkredit Und Konjunkturzyklen. Stuttgart: Lucius & Lucius (ook beschikbaar in het Nederlands: ‘Geld, krediet en crisis’, Uitgeverij Acco, juni 2012)) Eerst wordt een economische opleving gegenereerd die gepaard gaat met meer werkgelegenheid en stijgende prijzen en dus perfect verenigbaar is met de korte termijn Phillips-curve. De Oostenrijkse theorie van de conjunctuurcyclus leert echter dat een dergelijke door inflatie gecreëerde opleving niet duurzaam is en tot een economische neergang, een recessie of crisis, zal leiden. In de afgelopen decennia hebben we met regelmatige tussenpozen economische crashes, recessies en crises ondergaan die zeker niet tot in alle details verklaard kunnen worden door geldcreatie door de centrale banken. Niettemin is het ruime monetaire beleid de belangrijkste motor ervoor.

Hoewel crises gepaard gaan met toegenomen werkloosheid, kunnen we hier nog geen onvermijdelijke conclusies trekken over langdurige werkloosheid. Zelfs de ergste crises gaan over en op de lange duur zal de werkloosheid weer op haar evenwichtsniveau uitkomen. En ook een groeiende kloof tussen arm en rijk heeft geen onvermijdelijk effect op de werkloosheid. Met een puur economische theorie, waarmee deze negatieve gevolgen van expansief monetair beleid verklaard kunnen worden, is niet zonder meer een relatie te leggen met langdurige werkloosheid.

socialistenMaar het is duidelijk dat zowel economische crises als de groeiende kloof tussen arm en rijk door het grote publiek en de politiek worden gezien als problemen die moeten worden aangepakt. Zeker in een politiek systeem dat door egalitaire idealen wordt bezield, wil men in tijden van crisis sociale ongelijkheid en economische malaise een halt toeroepen. De negatieve gevolgen van expansief monetair beleid geven langs deze weg ongetwijfeld aanleiding tot verdere beleidsinterventies. Ze dienen als een soort politiek ontstekingsmechanisme en bevorderen de ontwikkeling van de verzorgingsstaat, de verhoging van belastingen en de toenemende regulering van de markt.

Niet in de laatste plaats wordt ook in toenemende mate regulerend optreden op de arbeidsmarkt gestimuleerd. Wet- en regelgeving ter bescherming van werknemers en het minimumloon zijn treffende voorbeelden. Deze goedbedoelde maatregelen hebben op hun beurt diverse gevolgen. Ze zullen er echter ook en vooral toe leiden dat uiteindelijk minder mensen werk hebben. Minimumlonen en de bescherming van werknemers verminderen de prikkels voor werkgevers om mensen aan te nemen. Aan de andere kant verminderen sociale uitkeringen, met name werkloosheidsuitkeringen, de prikkel om ooit een arbeidsverhouding aan te gaan.

Kortom, als we het politieke bestel in onze analyse betrekken, kunnen we op basis van de theorie van de ‘interventiespiralen’((Mises, Ludwig von. 2013. Kritik des Interventionismus: Untersuchungen zur Wirtschaftspolitik und Wirtschaftsideologie der Gegenwart. München: H. Akston Verlag GmbH.)) voor de lange termijn de positieve relatie tussen inflatie en werkloosheid, zoals de tweede helft van de 20e eeuw die te zien heeft gegeven, verklaren.

Het expansieve monetaire beleid heeft geleid tot prijsinflatie. En het zijn de beleidsinterventies in reactie op de onbedoelde negatieve effecten van de monetaire expansie, die leidden tot een geleidelijke verstikking van de arbeidsmarkt en daarmee tot institutionele werkloosheid. De samenhang tussen beide variabelen – inflatie en langdurige werkloosheid – is dus zeker niet direct en noodzakelijk. Het is geen a-priori postulaat van de theoretische economie, maar eerder een historisch bepaalde samenhang. Die is, zoals Milton Friedman correct stelde, afhankelijk van politieke beslissingen en het is aan het beleid zelf, om een einde te maken aan dit spook.

Karl-Friedrich Israël (28) studeerde Economie, Toegepaste Wiskunde en Statistiek aan de Humboldt Universiteit in Berlijn, de ENSAE ParisTech en de Universiteit van Oxford. Op dit moment voltooit hij een promotie aan de universiteit van Angers in Frankrijk.

Vertaald door Gèr van Gils

One comment on “Zijn we op lange termijn allemaal werkloos?

  • Plato , Direct link to comment

    Op dit moment hebben we een zeer lage inflatie, maar ik zie nog niet gebeuren dat de werkeloosheid afneemt. Enerzijds zit de economie in het slop en probeert de centrale bank door het opkopen van obligaties de rente te drukken. Het enige effect is dat mensen in huizen of aandelen vluchten om nog een beetje rendement te halen. Het bedrijfsleven investeert maar weinig want ziet geen echte kansen. Een recept voor een bubbel. Zodra de centrale bank stopt met opkopen vliegt de rente omhoog, storten huizen- en aandelenprijzen in met als gevolg een diepe recessie met mogelijk een hoge inflatie voor consumptieartikelen. Dus een recept voor een hogere werkeloosheid. Een normale correctie was al veel eerder nodig geweest om de economie weer aan de praat te krijgen.

Leave a comment