Weer loos alarm?
In Argentinië gaat Javier Milei overheidsverspilling met een kettingzaag te lijf, Elon Musk wil in de VS flink gaan snijden in het ambtenarenapparaat en in de EU verkeren zowel Duitsland als Frankrijk in een regeringscrisis door overheidsfinanciën die uit de hand lopen. Moeten we ons weer zorgen gaan maken over staatsschulden, overheidsbegrotingen en de houdbaarheid van de verzorgingsstaat?
Al minstens sinds het Bretton Woods-akkoord van 1944 voorspellen doemprofeten, niet zelden met een Oostenrijkse School-achtergrond, een financieel Armageddon door een faillissement van overheden en het financieel stelsel. Toen president Nixon in 1971 als laatste munt ook de dollar loskoppelde van goud, beving die sombere verwachting al wat meer mensen. Door de financiële crisis van 2008 begon het idee dat er mogelijk sprake was van een systeemcrisis en niet de zoveelste tijdelijke dip, voor het eerst door te dringen in de mainstream media. Maar er zijn ook geruststellende geluiden te beluisteren, vaak van aanhangers van de zogeheten ‘Modern Monetary Theory’ (MMT).
Volgens deze theorie hoeven we ons over voortdurend oplopende staatsschulden geen zorgen te maken; die zijn op geen enkele manier een last voor de burger. Dat dacht bijvoorbeeld ook onze vorige minister van Financiën, Sigrid Kaag. Op een vraag van tv-presentator Jeroen Pauw over nieuwe kabinetsplannen, ‘Wie moet het betalen?’, antwoordde zij stellig: “Het is niet de gemiddelde burger.”
De mythe die met de MMT moet worden ontkracht, is dat de overheid geen geld van zichzelf heeft en alleen kan uitgeven wat via belastingen en schulden wordt opgehaald. Overheidstekorten en -schulden vergroten volgens deze theorie juist onze welvaart en collectieve spaartegoeden. Immers, wat de overheid ’te veel’ uitgeeft, moet ergens in de samenleving worden gedekt door een surplus, een overschot.
Dit verfrissend nieuwe en vernuftige inzicht werkt bevrijdend. Het verkondigt een ‘Blijde Boodschap’ met stralende vergezichten voor alles wat de mens zich maar kan wensen, zij het vooral als politicus of kiezer. Denk aan het tot stand brengen van een goede en voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg, goed en toegankelijk onderwijs, werkgelegenheid voor iedereen, een universeel basisinkomen, een goede infrastructuur, een duurzame, klimaatbestendige economie, 25 miljard om 0,000039 graden opwarming te voorkomen, etc. De traditionele sceptische vraag over betaalbaarheid en lastenverdeling maakt geen indruk meer. Financiele beperkingen zijn niet meer een blijk van onvermogen, maar van onwetendheid, of in het slechtste geval, onwil, die de vooruitgang in de weg staan.
De belangrijkste bewering van MMT is dat een overheid die ‘monetair soeverein’ is, d.w.z. die haar eigen geld creëert, een onbeperkte capaciteit heeft om voor de dingen die ze wil kopen te betalen en om beloofde toekomstige verplichtingen na te komen. Insolvabiliteit en faillissement van de overheid zijn daarom niet mogelijk. De theorie verleent een prettig retorisch overwicht. Wie niet overtuigd is, kan makkelijk worden weggezet als een naïeve, ongeïnformeerde leek, misleid door conventioneel denken waarin een overheid, net als een huishouden, de hand op de knip moet houden en binnen de grenzen van een budget moet blijven. Dat is absoluut niet nodig, volgens de diepere inzichten van de MMT. Anders dan een particulier huishouden in de particuliere sector, heeft een monetair soevereine overheid geen inkomen nodig om uit te geven. De overheid ‘maakt’ immers zelf het geld dat ze besteedt. Zuinigheid en begrotingsdiscipline kunnen op de mestvaalt van de geschiedenis.
Technisch is er inderdaad geen enkele beperking aan het vermogen van overheden om nieuw geld te creëren en in de economie te pompen. Dat is echter geen nieuw inzicht. Het is altijd wel duidelijk geweest dat overheden op drie manieren de beschikking kunnen krijgen over reële goederen en diensten: door belastingen, door schulden en door inflatie, oftewel geldschepping.
De MMT is dan ook niet echt nieuw of ‘modern’. Staatsschulden worden al van oudsher vergoelijkt als ‘broekzak-vestzaktransacties’ en ‘schulden die we aan onszelf hebben’. Veel van de verkondigde visies zijn van oudere datum. John Law, de Schotse econoom en speculant die in het 18e-eeuwse Frankrijk verantwoordelijk was voor de Mississippi Bubble, een van de eerste kredietbubbels in de geschiedenis, was tevens een van de eerste theoretici van de MMT. Ook de nieuwste versie van de theorie vindt zijn oorsprong in de beleggerswereld. De hedgefonds-trader Warren Mosler wordt algemeen gezien als vader van de ‘moderne’ theorie. Zijn ervaringen als handelaar op financiële markten en het geld dat daar rond klotste brachten hem in de jaren ’90 tot de vraag waar al die dollars oorspronkelijk vandaan komen. Hij kreeg de boekhoudkundige ingeving dat, voordat de overheid dollars aan ons, de belastingbetalers, kan onttrekken (debiteren), ze die eerst moet toevoegen (crediteren). Hij redeneerde dat de uitgaven eerst moesten komen, want waar zouden anders de dollars vandaan komen die nodig waren om de belasting te betalen? MMT geniet ook nu een opmerkelijke populariteit in kringen van speculanten, beleggers en investeerders en wordt meer via social media dan in economische literatuur uitgevent.
Op ‘X’ verscheen bijvoorbeeld onlangs deze korte uitleg: “Maar wat betekent zo’n overheidsschuld nu echt? Als de overheid 100 euro uitgeeft, stort ze dat geld op de bankrekeningen van gezinnen en bedrijven. En als de overheid 90 euro aan belastingen heft, haalt ze dat van onze rekeningen af. Maar per saldo blijft er tien euro op onze gezamenlijke bankrekeningen achter. En wij, de gezinnen en bedrijven, kunnen dat geld uitgeven, investeren of sparen. Dat is goed voor de economie.”
Klip en klaar, geen speld tussen te krijgen!
Toch is het beter voorzichtig te zijn met die speld; voor je het weet spat de zeepbel uit elkaar!
Een gesmeerd systeem
De MMT is namelijk vooral een beeldende beschrijving van een gesloten hydraulische kringloop.
De theorie heeft echter weinig verhelderends te melden over een echte economie waarin mensen van vlees en bloed proberen het leven te veraangenamen door met schaarse middelen goederen en diensten te produceren die voor hen waardevol zijn. MMT vraagt ons de economie als een kringloop voor te stellen. Zolang de druk in dat systeem maar op peil wordt gehouden door een voldoende aanvoer van geld, draait de economische motor zacht zoemend naar tevredenheid van de aanhangers van MMT. Werkgelegenheid en inflatie zijn de twee metertjes op het bedieningspaneel van de MMT-er. Zij laten zien of het systeem voldoende op druk blijft. Inflatie wijst op overdruk in het systeem. De MMT ingenieur kan dan met een belastingverhoging een veiligheidsventiel open zetten om druk van de ketel te halen. Werkloosheid, of, vollediger, onderbezetting van het productieapparaat, wijst op onderdruk in het systeem.
De druk kan dan worden opgevoerd door extra geld in het systeem te pompen1. Werkloosheid biedt ruimte voor meer overheidsbestedingen en zelfs tekorten op de overheidsbegroting.
De particuliere sector heeft in de MMT wereld geen zelfstandig belang. De overwegingen, keuzes
en het handelen van mensen spelen in het mechaniek geen enkele rol. De belangrijkste beweringen van de theorie, over de oorsprong van geld en het karakter van schulden, negeren ze zelfs
volledig.
Dankzij de overheid?
Volgens Mosler wordt de overheid niet gefinancierd door ons, belastingbetalers, maar financiert
de overheid ons. De overheid besteedt haar zelf gecreëerd geld, brengt het daarmee in de economische kringloop en voorziet burgers aldus van de middelen om belasting te betalen. De ‘inkomsten’ van de overheid zijn in deze visie dan ook te beschouwen als een vorm van aflossing van de ‘belastingschuld van de burger’. De burgers gebruiken het door de overheid gecreëerde geld omdat ze alleen daarmee hun belastingen kunnen betalen. Het gebruik van een munt voor een specifiek doel, het betalen van belasting, kan echter niet verklaren hoe die munt als algemeen aanvaard ruilmiddel geaccepteerd wordt. Het is alsof AH-spaarpunten overal gebruikt kunnen worden om her en der auto’s, paarden of huizen te kopen. Dat kan alleen onder heel specifieke omstandigheden die duidelijk beschreven zouden moeten worden.
De introductie van nieuw gecreëerd geld door de overheid maakt ook niet duidelijk hoe de koopkracht van geld tot stand komt. De koopkracht van geld is de ‘prijs’ van geld in alle andere goederen. Als een overheid geld in een economie introduceert, zou de koopkracht alleen volkomen willekeurig vastgesteld kunnen worden, in de, waarschijnlijk ijdele, hoop dat die prijs door de markt geaccepteerd wordt. Het regressie theorema van Mises herleidt de koopkracht van geld in een lange ontwikkeling tot de koopkracht van het meest algemeen geaccepteerde ruilgoed. Het MMT verhaal is dan ook moeilijk te rijmen met de historische ontwikkeling van geld. Dat is een geschiedenis van een geleidelijke ontkoppeling van geld van zijn reële, fysieke waarde, belichaamd in goud en zilver; van het dagelijks gebruik van gouden, zilveren en andere metalen munten, via een vaste waarde van papieren geld in goud, tot nu, met alleen papieren en elektronisch geld, zonder enige fysieke binding. Het papieren en elektronisch geld van nu blijft alleen functioneren als betaalmiddel dankzij uitgebreide wettelijke verplichtingen, verboden en steunmaatregelen.
De garantie dat we met het door de overheid uitgegeven geld onze belasting kunnen betalen is blijkbaar nog steeds niet voldoende om zeker te stellen dat iedereen het geld ook
blijft vertrouwen en gebruiken.2
De overheid creëert volgens de MMT ook de maatschappelijke besparingen door haar begrotingstekorten en het aangaan van schulden. De schulden die de overheid maakt, worden gelijk
gesteld aan de spaargelden van de particuliere sector. Met die boekhoudkundige gelijkstelling,
wordt het bestaan van particuliere investeringen gemakshalve weg gedefinieerd. Zoals vaker gedijt de theorie op de verwarrende verbijstering die haar uitspraken wekken. Het is echter niet
meer dan een open deur; dezelfde boekhoudkundige gelijkheid geldt voor elke schuld: de schuldenaar debiteert wat de schuldeiser crediteert.
Inflatie en zwarte gaten
Geld is een bijzonder economisch goed. Het is geen consumptiegoed en geen productiegoed,
maar een algemeen aanvaard ruilmiddel. In principe is elke geldhoeveelheid voldoende om alle
goederen en diensten te verhandelen. Nadat geld is geïntroduceerd en zijn rol als algemeen aanvaard ruilmiddel vervult, levert een verdere toename van de hoeveelheid, anders dan bij andere goederen, geen (maatschappelijke) voordelen meer op. Integendeel, uitbreiding van de geldhoeveelheid leidt vroeg of laat tot verlies van koopkracht van de munteenheid. MMT-ers onderkennen het gevaar van inflatie wel, maar zij menen dat het probleem eenvoudig is op te lossen, zonder enige blijvende schade. Even de belastingen verhogen haalt de druk van de ketel, is de gedachte.
Het is onwaarschijnlijk dat inflatie zich zo makkelijk laat bedwingen. Het streven van vrijwel alle
overheden, toegejuicht door MMT, is om voortdurend volledige werkgelegenheid en benutting
van de maatschappelijke productiecapaciteit op peil te houden. Zodra er in de economie tekenen van verslapping van economische activiteit en werkloosheid optreden, moet het systeem
opnieuw ‘op druk’ worden gebracht door middel van nieuwe geldinjecties. Deflatie, daling van
het algemeen prijspeil en groei of herstel van koopkracht van het geld zijn daarom onwaarschijnlijk en worden eerder uit alle macht bestreden. De koopkracht van de munt wordt geleidelijk aan
steeds verder uitgehold. Het aanzienlijke verlies van koopkracht op langere termijn verstoort de
zorg voor de toekomst, bijvoorbeeld door sparen en het treffen van pensioenvoorzieningen.
In een gezonde, waarde creërende economie worden goederen en diensten tegen elkaar verhandeld met geld als ruilmiddel. Om een transactie tot stand te brengen, moet er voldoende vraag
zijn naar de verhandelde producten. De ruilende partijen moeten voldoende economische
waarde hechten aan de geproduceerde en verhandelde producten om de productie de moeite
waard te maken.
Het geld dat MMT-ers graag de economie inpompen wordt uit het niets tevoorschijn getoverd
door een simpele druk op de knop van een computer of geldpers. De overheid krijgt daardoor
‘om niet’ de beschikking over reële goederen en diensten. Die overheid hoeft daar geen productie voor om te ruilen, zoals dat bij markttransacties het geval is. Deze geldinjecties tikken de economie uit het lood. Een deel van het productieapparaat is nu niet meer gericht op het produceren en verhandelen van goederen en diensten waar een duidelijke vraag naar is, maar produceert goederen en diensten die worden verkregen in ruil voor een niet schaars middel. Het slaat een zwart gat in de maatschappelijke productiestructuur dat dreigt steeds meer capaciteit op te slokken voor productie die niet wordt gedekt door een tegenaanbod van producten.
De economie en samenleving verpolitiseren daardoor steeds verder. De maatschappelijke productie wordt steeds verder afgestemd op de voorkeuren van een kongsi van politici, bestuurders
en ambtenaren die aan de knoppen van inflatie en belasting draaien, en wie zich in de gunst van
deze élite weet te manoeuvreren. De invloed van producenten die productie met productie moeten kopen, kalft steeds verder af. De gratis geld bonus maakt het bovendien steeds moeilijker om
rekening te houden met de maatschappelijke schaarsteverhoudingen. Het uitgeven van ‘gratis
geld’ vraagt geen offer en kent daarom geen prijs. Economische calculatie van kosten en baten is
voor deze uitgaven niet meer goed mogelijk.3
Zombies rule the world
De destructieve effecten van de gratis geldinjecties zijn op meerdere terreinen te zien. Zo is er
bijvoorbeeld de aanhoudend stijgende verhouding van staatsschulden tot het BNP wereldwijd
en de toenemende financiële instabiliteit van de landen die zich gedwongen zien om het ruime
monetaire beleid van de Fed te volgen in een poging de koers van hun valuta te stabiliseren.
Maar het meest sprekend is de verontrustende toename van het aantal zogeheten ‘zombie bedrijven’. Dat zijn bedrijven die te weinig verdienen om de rente op hun schulden op te brengen.
Deze bedrijven blijven alleen overeind door hun schulden voortdurend door te rollen. Dat wordt
gefaciliteerd door de ruime monetaire politiek van centrale banken. Volgens de ‘centrale bank
der centrale banken’, de Bank of International Settlements (BIS) in Bazel, is in 14 hoog ontwikkelde economieën het aandeel van zombie bedrijven sinds de jaren ’80, toen de rente een decennialange daling inzette, aanmerkelijk gegroeid van 4% naar 15% in 2017.3
In de Amerikaanse Russell 2000, de index voor kleinere beursgenoteerde bedrijven nam het aandeel ondernemingen met een negatieve winst per aandeel toe van 15% in de jaren ’90 tot 40% eind 2022. Als de onderliggende stijgende trend doorzet, zal meer dan 50% van de bedrijven in de index tegen het
einde van dit decennium verlies boeken.
In het MKB, waartoe het overgrote deel van het bedrijfsleven hoort, is de ontwikkeling weinig minder verontrustend. Volgens schattingen van de ECB schrijft 30% van het MKB in de EU rode cijfers; voor de VS wordt dat aandeel op 20% geschat en voor de UK op bijna 25%. De kredietagentschappen Moody’s en Standard and Poor wijzen er op dat de solvabiliteit van bedrijven wereldwijd is afgenomen, ondanks scherp dalende rentes en geld dat tegen de plinten klotst. Ook in de particuliere sector slagen overheden er in om met monetair beleid terminaal zieke organisaties met infuus en sondevoeding in leven te
houden.
Deze zombie bedrijven realiseren het MMT ideaal van behoud van werkgelegenheid. Ze produceren echter producten met minder economische waarde, terwijl ze wel beslag leggen op schaarse
productieve middelen. Omdat banken ervan terug schrikken het verlies te nemen op de slechte
schulden van de zombie bedrijven, kunnen die leningen worden doorgerold. Nieuwe en expanderende ondernemingen hebben vervolgens op de kredietmarkten het nakijken. De onproductieve bedrijven worden beloond en groeiende en productieve bedrijven hebben moeite kredieten te verkrijgen. Op de langere termijn is er alleen sprake van verspilling en wordt er niets beschermd.
Damrak versus de Hoofdstraat
Het is niet vreemd dat MMT belangstelling geniet in kringen van speculanten, beleggers en investeerders. Het ruime monetaire beleid van de afgelopen decennia heeft vanaf de jaren ’80 vrijwel
onafgebroken een bull markt van vrijwel alle vermogenstitels, zowel aandelen als obligaties en
vastgoed, overeind gehouden. De geldschepping maakt krediet beschikbaar voor beursgangen
en inkoopprogramma’s voor aandelen en verhoogt de contante waarde van toekomstige kasstromen en daarmee van bedrijven. Een nieuw product leveren, een nieuwe markt aanboren, of enige economische prestatie was daarvoor niet noodzakelijk. De stilzwijgende garantieregeling voor de beleggingswereld werd bekend als de ‘Greenspan Put’, vernoemd naar de Fed-voorzitter die hem tijdens de beurscrash van oktober 1987 voor het eerst uitschreef. De dag na die beruchte Black Monday sprak Greenspan officieel de bereidheid van de Fed uit om het economisch en financiëel systeem met liquiditeiten te ondersteunen.
Een analyse van notulen en perscommuniqués van de Amerikaanse Fed laat zien dat bij de beraadslagingen over het te voeren monetaire beleid terdege rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de aandelenmarkten.4 De centrale bank kijkt daarbij met één blind oog naar de
aandelenmarkten en grijpt eenzijdig in. Dalingen van de aandelenindices worden gevolgd door
monetaire verruiming, terwijl er geen monetaire verkrapping volgt op perioden waarin de koersen
stijgen.
Het resultaat is dat de Fed sinds het midden van de jaren ’90 de rente gemiddeld met
ongeveer 1,2 procentpunt heeft verlaagd in het jaar na een daling van de aandelenmarkten met
10%. De Greenspan Put die werd verlengd als de Fed Put en inmiddels bijna wereldwijd wordt
geïmiteerd, heeft een economie van beurswinsten in plaats van bedrijfswinsten in het leven geroepen.
Die put heeft mogelijk een diepe crisis of depressie voorlopig afgewend, maar anders dan
Greenspan voorzag is het financiële systeem eerder kwetsbaarder geworden. Er zijn steeds grotere bedragen nodig om steeds kleinere brandjes te blussen. Begin augustus van dit jaar kelderde de Japanse beursindex in één dag met een record van 12,4 procent, de slechtste beursdag sinds Black Monday in 1987.
De reden? Een paar dagen eerder verhoogde de centrale bank van
Japan de referentierente van 0,10 procent naar 0,25 procent! Na de crash draaide de Japanse
centrale bank onmiddellijk bij en beloofde nerveuze beleggers niet meer van dit soort ‘ondoordachte’ acties te ondernemen. De index herstelde zich snel, maar kon het laatste hoogterecord
nog niet verbeteren. De centrale bank van Japan heeft na jaren van steun aan de markten zelf
een aandeel van 7% in het totale kapitalisatie van de index en is daarmee een van de belangrijkste belanghebbende partijen op de TSE.
De verliezers van deze Fed Put komen we op het Damrak of Wall street niet tegen. Richard Cantillon, tijdgenoot en een bekende van John Law, die in de Mississippi bubble zijn fortuin wist te
maken door tijdig te kopen én te verkopen, ontdekte dat geldschepping en kredietverruiming
door de overheid onvermijdelijk een herverdeling van arm naar rijk veroorzaken. Hij signaleerde
dat nieuw gecreëerd geld en krediet en de daarmee gepaard gaande inflatie zich geleidelijk aan
door een economie verspreiden. Vermogenden zoals hijzelf die onroerend goed, obligaties of
aandelen bezitten kunnen als eerste profiteren van de sloten geld die over de markten spoelen.
De minvermogenden betalen het gelag door de inflatie die later volgt en de prijs van bijvoorbeeld
huizen vaak disproportioneel verhoogt. De herverdeling van welvaart van degenen die het
nieuwe geld als eerste ontvangen en degenen die het later ontvangen, vaak een herverdeling van
minvermogenden naar vermogenden, staat bekend als het ‘Cantillon effect’.5
De samenleving verliest nog op een andere manier. De geld- en kredietinjecties van centrale
banken zetten ondernemers massaal op het verkeerde been en verleiden hen tot investeringen
die op langere termijn niet zijn terug te verdienen. Zo ontstaat een bipolaire economie van overspannen markten afgewisseld met algehele lethargie en werkloosheid.
Wat nu?
MMT is de zoveelste poging om het fiatgeld stelsel beheerd door de overheid, te legitimeren. De
argumentatie schiet ook nu weer te kort. Dat betekent niet dat duidelijk is hoe het spel nog verder gespeeld kan worden. De uitholling van de productieve economie gaat door en productief
ondernemen, zonder politieke steun, wordt steeds minder aantrekkelijk. Vooralsnog zullen de
grote centrale banken van de wereld, geleid door de Fed, elke rimpeling in de financiële markten
proberen glad te strijken door nieuwe geld- en kredietinjecties. De politiek, bedrijven en burgers
verwachten niet anders. Met elke interventie zullen grotere bedragen nodig zijn. Na decennia van
geldinjecties is de samenleving verslaafd aan voortdurende stimuleringsmaatregelen en begrotingstekorten.6 De heersende gedachte is dat eindeloze, door schulden gevoede groei de natuurlijke gang van zaken is. MMT is een symptoom van deze mentaliteit en het zoveelste smoesje om
de verslaving te verbloemen.
Overheden kunnen nog enige tijd proberen het gebruik van hun geld te ondersteunen of af te
dwingen met verdergaande financiële repressie. Die repressie zou vervolmaakt worden met een
monopolie voor een cbdc waardoor elk monetair alternatief voor overheidsgeld uit de markt geduwd zou worden.
Mises verwachtte, mede op basis van zijn ervaringen in Oostenrijk en Duitsland in de jaren ’20
van de vorige eeuw, een ‘crack-up boom’ als eindfase van het overheidsmonopolie op geld. Om
de markten overeind te houden zijn vanwege de inflatie steeds grotere bedragen nodig. De gebruikers van geld realiseren zich dan plotseling dat inflatie een bewust beleid is en eindeloos zal
doorgaan. Men kiest dan massaal voor het alternatief dat altijd beschikbaar blijft, nl. ‘de vlucht
in goederen’, in het origineel ‘Flucht in die Sachwerte’, ongeacht de prijs in, inmiddels vrijwel
waardeloos, geld. Binnen zeer korte tijd, een paar weken of zelfs dagen, verliest het overheidsgeld zijn functie als ruilmiddel.7
Rothbard was in de jaren ’60 al minder zeker van de afloop. Hij hield rekening met de mogelijkheid dat fiatgeld, ondanks te verwachten hoge inflatie, voor onbepaalde tijd in gebruik kon blijven, zonder te eindigen in een volledig en definitieve ineenstorting van staat en geld.
Het is moeilijk te voorspellen of het huidig financieel stelsel ‘onhoudbaar’ is en tot faillissementen van overheden moet leiden. Maar het zonneklaar dat het intussen alleen kan leiden naar
steeds verdergaande verarming en vernietiging van welvaart. Verder lijkt het in ieder geval toch
ook verstandig de ervaring van de Amerikaanse schrijver Hemmingway in gedachte te houden.
Op de vraag “How did you go bankrupt?”, antwoordde hij: “Two ways. Gradually, then suddenly.”
- Banerjee, Ryan, Boris Hofmann, The rise of zombie firms: causes and consequences, BIS Quarterly Review, September 2018 en Ryan Banerjee and Boris Hofmann, Corporate zombies: Anatomy and life cycle,
BIS Working Papers, No 882, September 2020 (revised January 2022). ↩︎ - Voor een korte en toegankelijk geschreven geschiedenis, zie: Murray Rothbard, Wat heeft de Overheid met Ons Geld Gedaan?. ↩︎
- Cieslak, Anna, Annette Vissing-Jorgensen, The Economics Of The Fed Put, NBER Working Paper Series,
Working Paper 26894, 2020 ↩︎ - Cieslak, Anna, Annette Vissing-Jorgensen, The Economics Of The Fed Put, NBER Working Paper Series,Working Paper 26894, 2020 ↩︎
- Richard Cantillon, Essai sur la nature du commerce en général , Paris, 1755. ↩︎
- Thorstein Polleit, Hyperinflation, Money Demand, and the Crack-Up Boom, Mises Daily, 12/14/2019, Hyperinflation, Money Demand, and the Crack-Up Boom | Mises Institute ↩︎
- Thorstein Polleit, Hyperinflation, Money Demand, and the Crack-Up Boom, Mises Daily, 12/14/2019, Hyperinflation, Money Demand, and the Crack-Up Boom | Mises Institute ↩︎
Goed gelezen, mooi geschreven.