Liberalisme, Markt en Moraal

shakinghandsLiberalen slagen er meestal slecht in het kapitalisme te verdedigen, terwijl dit toch tot de kern behoort van het klassieke liberale gedachtegoed. Te weinig wordt benadrukt dat het kapitalisme als maatschappelijk verschijnsel inherent ‘goed’ is, voor alle mensen in de samenleving. Het kapitalistische of vrije marktsysteem (de termen worden in dit artikel door elkaar heen gebruikt) wordt zelden verdedigd vanuit de moraal. Niet veel liberalen lijken zich te realiseren dat de markt niet functioneert zonder moraal en dat de markt ook moraal afdwingt.

In dit artikel wordt getracht de relatie tussen liberalisme, kapitalisme en moraal te verduidelijken. Begonnen wordt met een bespreking van de relatie tussen het liberale kernbegrip vrijheid en de moraal, waarbij ook de vaak vrijheidsbeperkende invloed van de staat aan de orde komt. Vervolgens wordt gesteld dat veel liberalen er ten onrechte moeite mee hebben om te onderkennen dat religie een positieve rol speelt bij het ontstaan van moraal in het algemeen en die van de markt in het bijzonder. De vraag naar de betekenis, de inhoud, van de moraal, met name in relatie tot de markt, wordt daarna beantwoord. Aansluitend bij een actuele discussie wordt vervolgens beargumenteerd dat ook ondernemingen, naast individuen ook zeer belangrijke spelers in het kapitalisme, kunnen bijdragen aan de bevordering van de moraal op de markt. Ter afsluiting wordt betoogd dat critici weliswaar gelijk hebben als zij stellen dat moraal of markt soms falen, maar dat hier niet de conclusie uit mag worden getrokken dat de markt daarom ingeperkt moet worden. De oplossing ligt juist in de versterking van het moraalbesef van spelers op de markt.

Vrijheid als basis voor moraal

Er is een sterke relatie tussen vrijheid en moraal. Individuele vrijheid, in navolging van Hayek gedefinieerd als ‘de onafhankelijkheid ten aanzien van de arbitraire wil van een ander’, vormt de basis van de moraal. Moraal kan overigens worden omschreven als het geheel aan waarden en de daaruit volgende gedragsnormen binnen een samenleving. Zonder vrijheid kan de moraal niet tot bloei komen. Immers, een opgelegde moraal is een gevolg van dwang en angst. Alleen in een situatie waarin de individu kan kiezen, is het voor hem mogelijk verantwoordelijkheid te nemen voor het zich eigen maken van bepaalde waarden en normen, om deze vervolgens ook in de dagelijkse praktijk uit te dragen en toe te passen. Richting zichzelf en zijn eigen geweten, maar vanzelfsprekend ook naar anderen. De moraal is dan ook voor een deel afhankelijk van positieve bevestiging door derden. Een in vrijheid ontwikkelde moraal is een noodzakelijke wegwijzer voor het gedrag van mensen in een vrije samenleving. Tegelijkertijd functioneert een vrije samenleving het best als mensen zich in hun vrijheid laten leiden door sterke morele gevoelens.[1]

Lord Acton

Vrijheid is derhalve een noodzakelijke (maar overigens geen voldoende) voorwaarde voor de ontwikkeling van moraal. Vrijheid van de overheersing door derden, zoals medeburgers of bepaalde groepen in de samenleving. Vaak gaat het ook om de vrijheid van staatsdwang. Lord Acton had gelijk toen hij stelde: ‘liberty is not a means to a higher political end. It is itself the highest political end’.[2] In onze wereld is het de taak van de staat om vrijheid te waarborgen. Maar de staat is vaak zelf een gevaar voor de vrijheid van individuen en daarmee ook een gevaar voor de ontwikkeling van de moraal. Vandaar dat liberalen ambivalent staan ten opzichte van de staat, die met name door klassieke liberalen op zijn hoogst geduld wordt als een noodzakelijk kwaad. Dat geldt niet alleen voor staten met autoritaire regimes, waar schendingen van mensenrechten aan de orde van de dag zijn. Juist in de rijke landen in de Westerse wereld heeft de staat een grote rol gekregen in het leven van burgers. Dat is problematisch voor de moraal, met name waar het gaat om de karaktervorming van mensen. In dergelijke landen wordt individuele verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid te vaak afgeschoven op anonieme bureaucratieën en collectieve verzorgingsarrangementen. Deze nodigen vaak uit tot fraude en maken het voor alle betrokkenen te makkelijk om verantwoordelijkheid af te schuiven.[3] Gezien de huidige discussie over aanpassingen in de verzorgingsstaat wordt het falen van interveniërende overheden en de daarmee verbonden morele problemen langzamerhand zichtbaar. Maar het is nog niet genoeg. De vrijheid moet worden teruggebracht naar de individuen in de samenleving, opdat de moraal zich kan herstellen.

De rol van religie

Een moraal die in vrijheid kan groeien is niet noodzakelijkerwijs een goede moraal. Hayek legt daarom terecht een verband tussen religie en de juiste moraal. Volgens hem is het een historisch feit dat wij onze beschaving en onze moraal voor een belangrijk deel aan de monotheïstische godsdiensten te danken hebben, hoewel het wellicht te ver gaat om deze godsdiensten als enige bronnen van de moraal te zien. Interessant voor liberalen is daarbij Hayeks constatering dat van de vele verschillende religies die ooit zijn ontstaan, slechts de godsdiensten die de [liberale, EvdH] waarden van persoonlijk eigendomsrecht en het belang van de familie ondersteunden de geschiedenis overleefd hebben.[5] Daarom is het jammer dat liberalen vaak een wat moeizame relatie met religie hebben. Zo wordt in het Teldersstichting-geschrift Tussen Vrijblijvendheid en Paternalisme wel geconstateerd dat het kapitalisme spirituele inspiratie nodig heeft en dat de religie die rol in Nederland (altijd) heeft vervuld. Maar er wordt echter aan toegevoegd dat we nu eenmaal in een tijd leven waarin uit ‘opinieonderzoek is gebleken dat de helft van de bevolking niet meer in God gelooft en men [dus] moeilijk het Christendom als sociaal element kan aanprijzen’.[6] Dat laatste schiet mijns inziens tekort, omdat het best mogelijk is de religieuze waarden te omarmen, zonder zelf aan actieve godsdienstbeoefening te doen.

Liberalen lijken tegenwoordig geforceerd seculier. Ten onrechte wordt de positieve invloed van de kerk op de ontwikkeling van de moraal en de overdracht van waarden en normen verdoezeld en wordt daarentegen gewezen op de verwerpelijke ontwikkelingen en gebeurtenissen die vanzelfsprekend ook op het conto van religie te schrijven zijn. Dit terwijl de liberale doctrine diverse wortels in religie heeft. Pater Sirico van het Amerikaanse Acton Institute wijst er op dat het christendom diverse liberale ideeën heeft voorgebracht. Bijvoorbeeld de nadruk op de individuele relatie met God, de strijd voor vrijheid van geloofsuiting en tegen overheersing door dominante machten. De morele basis onder de markt werd gelegd door onder andere St. Thomas van Aquino en zijn volgers, die met hun natuurrecht-denken de basis legden voor de economische vrijheid, waarin autonome individuen vrij zijn met elkaar relaties en contracten aan te gaan.[7] De socioloog Max Weber heeft een verband gelegd tussen de protestantse ethiek en het kapitalisme. Het is duidelijk dit soort opvattingen prima passen binnen het klassieke liberale gedachtegoed, bijvoorbeeld van de Schotse moraalfilosofen David Hume, Adam Smith en Adam Ferguson. Hoewel ik zelf atheïstisch ben, is er volgens mij al met al genoeg reden voor liberalen om religie meer te waarderen als bron voor cruciale liberale uitgangspunten en onmisbare maatschappelijke spelregels, onder andere op de markt.

De inhoud van moraal

De moraal weerhoudt de vrije samenleving van het verval in anarchie. Vanouds geloven liberalen dat de mens weliswaar niet tot het slechte gedoemd is, maar aan de andere kant toch ook kaders nodig heeft om zijn neiging tot het slechte te beteugelen. Dit werkt het best als er morele kaders geïnternaliseerd zijn, als de mens vrijwillig bepaalde waarden en normen respecteert. Externe dwang, door wetten, politie en justitie volstaat niet. Dat roept de vraag naar de inhoud van de moraal op, naar een concretisering uitgedrukt in feitelijk gedrag.

Dit artikel beperkt zich tot de onderdelen van de moraal die, grosso modo, met de markt verbonden zijn. De markt is een vrijwillige en non-agressieve wijze van samenwerking, gebaseerd op respect voor eigendom en de menselijke vrijheid zelf keuzes te maken. De markt zorgt voor een efficiënte allocatie van hulpbronnen, in beginsel zonder aanziens des persoons en over alle grenzen heen. Maar de markt dwingt ook een aantal goede gedragingen af. In willekeurige volgorde en zonder uitputtend te zijn, gaat het bijvoorbeeld om de bevordering van individuele creativiteit en ondernemerszin, het kweken van onderling vertrouwen, het belonen van hard werken, discipline, investeren, spaarzin en het nakomen van afspraken. Naleving van deze goede gedragingen bevordert het succes op de markt, voor werknemers, ondernemers en kapitaalverschaffers.

Deze goede gedragingen vormen feitelijk een uitwerking, of in sommige gevallen een toepassing, van de traditionele deugden. Volgens Kinneging zijn er twee soorten deugden: sociale en individuele. De sociale deugden (rechtvaardigheid en beleefdheid) vooronderstellen de individuele deugden. De individuele deugden, door Kinneging ‘ het spirituele kapitaal’ genoemd, zijn enerzijds gericht op zelfoverstijging (moed, ijver, inventiviteit en doorzettingsvermogen) en anderzijds op zelfbeheersing (zelf-discipline, spaarzaamheid, netheid, bescheidenheid en gematigdheid). Deze deugden zijn abstracte richtlijnen die de mens als het ware bijsturen bij de keuzes van alledag. Het zijn goede gewoontes, die vanouds in het klassieke liberalisme centraal staan.[8] Het is dus niet toevallig dat de markt en de moraal zo sterk met elkaar verbonden zijn. Goed gedrag wordt afgedwongen en beloond op de markt.

Het bevorderen van de totstandkoming of verbetering van het kapitalistische systeem, is vanuit liberaal perspectief dan ook een ethische opdracht voor politici. De markt brengt de mensheid ongekende mogelijkheden, zoals groeiende landbouwproductie om bevolkingsgroei mee op te vangen. De vrije markt neemt veel van de mogelijke maatschappelijke spanningen weg, omdat individuen de kans krijgen zelf een inkomen te generen waarmee behoeften kunnen worden bevredigd. Vrijheid voor entrepreneurs en wetenschappers levert technologische vooruitgang en algemene welvaartsgroei op. Daarbij is belangrijk om voor ogen te houden dat de markt een sociale aangelegenheid is. Het draait om mensen die investeren, consumeren, produceren, hun arbeid aanbieden, creatief zijn en innoveren. In de markt werken mensen samen. Via het systeem van produceren, werken en consumeren zorgen mensen over de hele wereld dat individuele behoeften op vreedzame wijze bevredigd worden, via het systeem van vrijwillige ruil met het prijsmechanisme als coördinatiemethode.[9] Politici falen derhalve als zij hun onderdanen de vruchten van het kapitalisme onthouden.

Bedrijven als waardengemeenschap

Individuen die gezamenlijk een onderneming vormen zijn ook onderhevig aan de moraal die verbonden is aan de werking van de markt. Binnen een bedrijf kan de directie een bepaalde moraal actief bevorderen. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen in een geschreven missie of bedrijfscode met gedragsregels, die door hoog en laag wordt nageleefd. Dit kan ook positieve invloed hebben op de bedrijfsresultaten. Omdat steeds meer ondernemingen dit soort morele standaarden ontwikkelen en opleggen, is het volgens Griffiths mogelijk om bedrijven als waardengemeenschappen te zien. Hij stelt dat het voor de moderne onderneming niet aantrekkelijk is zich alleen maar om winstmaximalisatie te bekommeren, een positie die Milton Friedman vaak in de schoenen wordt geschoven. Maar zelfs Friedman benadrukte in zijn befaamde artikel ‘The Social Responsibility of Business is to increase its profits’ dat bedrijven weliswaar zoveel mogelijk winst moeten maken, maar wel in conformiteit met de basisregels in de maatschappij, waaronder de ethische gewoonten. Griffiths concludeert hieruit dat ook Friedman het mogelijk acht winstmaximalisatie na te streven terwijl een morele standaard wordt nageleefd.[10]

Milton Friedman

De vraag is wel hoe ver de morele standaard van een bedrijf zich moet uitstrekken. Daar was Friedman heel duidelijk over. Hij vond dat in een vrije economie er maar één sociale verantwoordelijkheid is voor het management van bedrijven. Hulpbronnen en bedrijfsactiviteiten moeten worden aangewend teneinde te zorgen voor vergroting van de winst van het bedrijf. Een voorwaarde hierbij is dat het bedrijf in open en vrije mededinging opereert en zich niet bedient van misleiding of fraude. De markt wordt daarentegen ondermijnd als managers het maatschappelijk belang gaan bepalen, in plaats van democratische gecontroleerde ambtenaren. Het is volgens Friedman ongewenst dat bedrijven zich bezighouden met liefdadigheid, sponsoring van culturele instellingen, universiteiten, et cetera. Het geld dat daarmee gemoeid is komt niet bij de aandeelhouders terecht en ontneemt hen derhalve de kans om zelf uit te maken waar zij hun geld aan willen besteden. Het is volgens Friedman aan de aandeelhouders/eigenaren, niet aan het management, om aan goede doelen te geven [11].

Belangrijk is om vast te stellen dat Friedman wel teruggrijpt op de individuele deugden die hierboven zijn beschreven. Hij legt de verantwoordelijkheid voor ‘goede dingen doen’ echter bij individuen, zoals entrepreneurs. De Amerikaanse samenleving is een goed voorbeeld van dergelijke gedrag. Veel meer dan in Nederland het geval is, zien vermogende mensen het als hun plicht om ‘iets terug te geven aan de maatschappij’. Het resultaat mag er zijn: bloeiende culturele instellingen, de beste universiteiten van de wereld, et cetera. Dat is mijns inziens een ideaal waar Nederlanders een voorbeeld aan mogen nemen.

Het is evenwel de vraag of ondernemingen zo strikt bij hun leest moeten blijven als Friedman lijkt te suggereren. Lijkt te suggereren, want hij heeft over het vergroten van de winst. Maar dat kan het evenwel noodzakelijk maken verder dan de bedrijfsmuren te kijken, zonder tegen het welbegrepen eigenbelang van een bedrijf in te gaan. Dat heeft echter wel grenzen. Een nuttig onderscheid hierbij is tussen maatschappelijke en publieke verantwoordelijkheid. Publieke verantwoordelijkheid gaat over het bevorderen van het algemeen belang (hoe dat ook precies gepercipieerd wordt) en is het terrein van de overheid. Een onderneming heeft geen publieke verantwoordelijkheid. Eventueel is het denkbaar dat er grensoverstijgende samenwerking tussen overheid en particuliere sector plaatsheeft (bijvoorbeeld in de vorm van licenties of convenanten). Maar de ervaring met deze vormen van publiek-private samenwerking zijn veelal ronduit teleurstellend (zie in Nederland de Betuwelijn of de aanleg van tunnels). Een onderneming kan wel besluiten maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Een bedrijf heeft namelijk belang bij een gezonde relatie met de samenleving, omdat die het de onderneming behoorlijk zuur kan maken. Voorbeelden zijn sociale onrust, kopersstakingen, ongemotiveerde werknemers, hoge belasting- en regeldruk, et cetera. Vandaar dat steeds meer bedrijven, ook in het midden- en kleinbedrijf, hun relaties met de samenleving bewust tot onderdeel van de bedrijfsstrategie hebben gemaakt. Het doel is versterking van de positie van de onderneming en dit gedrag kan gezien worden als investering voor een gezonde basis onder het bedrijf op lange termijn [12]. Dat past derhalve wel goed in de rol van ondernemingen in een vrije markteconomie en toont aan dat bedrijven ook via natuurlijk marktgedrag kunnen bijdragen aan het bevorderen van de moraal.

Moraalfalen

Toch zijn liberalen geen marktfundamentalisten, omdat bekend is dat markten niet altijd goed werken. De overheid is nodig voor ingrijpen bij wat economen marktfalen noemen, zoals monopolievorming, of het bevorderen van de totstandkoming van publieke goederen als defensie. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk dat er niet voldoende moraal aanwezig is op de markt, of in de samenleving als geheel. Laten we dat moraalfalen noemen. Moraalfalen kan voor allerlei maatschappelijke problemen zorgen. Maar het is zeer de vraag of de overheid in directe zin kan helpen om de moraal te versterken. Sterker, een overschot aan overheidsbemoeienis, zoals in het geval van de uitdijende verzorgingsstaat, blijkt regelmatig een bron van moraalfalen. Hoogstens kunnen politici betere voorwaarden scheppen voor de instituties die een positieve invloed kunnen uitoefenen op moraal en karaktervorming.

Om mensen zelfstandiger van de overheid te laten worden, dienen zij sterker in de deugden te worden opgevoed, zoals bijvoorbeeld door Kinneging sinds jaar en dag met kracht wordt bepleit. De belangrijkste plekken waar deze opvoeding plaats dient te hebben zijn, volgens conservatieven en klassieke liberalen, het gezin en daarnaast de school en universiteit, de vereniging en eventueel de kerk. Het onderwijs vormt hierbij een zwakke plek in onze samenleving. Het bewerkstelligen van een hogere kwaliteit van het onderwijs, met meer aandacht voor karaktervorming, is derhalve van cruciaal belang. Veel opvoeders, zoals ouders, leraren en docenten, religieuze leiders en topmensen in overheid en bedrijfsleven doorlopen immers een hogere opleiding. Andere mensen leren op hun beurt van deze hogere opgeleiden. Maar dit is niet genoeg. Mijns inziens moet ook de vrije markt sterker worden bevorderd, omdat deze institutie net zozeer deugdzaam gedrag bevordert en moraalfalen minimaliseert. De markt heeft directe morele uitwerking en maakt daarbij geen onderscheid tussen de sociale achtergrond of de economische situatie van individuen. Om de morele marktwerking beter te benutten dient de invloed van de staat op de samenleving echter wel drastisch te worden verkleind.

Kritiek op de markt

Dit betoog wil niet verdoezelen dat er soms problemen zijn met de moraal van spelers op de markt. Hoewel in het kapitalistische systeem de individu de centrale actor is, zijn bedrijven vaak de meest zichtbare uitingen van het kapitalisme. Sinds het begin van deze eeuw is er behoorlijk veel kritiek op ondernemingen, vooral naar aanleiding van diverse (boekhoud)schandalen bij bedrijven als Enron, Ahold en Parmalat. Deze kwesties zorgen natuurlijk voor een deuk in het vertrouwen in het bedrijfsleven. De schandalen hebben er mede voor gezorgd dat er in de Westerse wereld een intensieve discussie op gang kwam over deugdelijk ondernemingsbestuur (corporate governance) van -met name- beursgenoteerde ondernemingen.

Een andere kritiek die kapitalisten vaak voor de voeten wordt geworpen is dat marktwerking leidt tot een moraal die bestaat uit materialisme en consumentisme. Deze kritiek dient verworpen te worden, vooral omdat het verschijnsel van consumentisme tot op grote hoogte positief te waarderen is. Het gaat om vrije mensen, die vrijwillig kiezen om producten of diensten af te nemen. Het is dan ook onjuist om te beweren dat mensen bedwelmd worden door reclame en in meer of mindere mate door producenten gedwongen worden om te kopen en te consumeren. Reclame en marketing gaan hand in hand met de vrije markt. Dat is soms leuk en andere keren vervelend. Soms wordt men verleid, veel vaker ook niet. Dat hangt af van persoonlijke voorkeuren en omstandigheden. Onderschat wordt dat een bekend merk, zoals Coca-Cola, vaak een teken van vrijheid is voor onderdrukte mensen, zoals de inwoners van de voormalige communistische landen. Sterke merken bieden mensen houvast en informatie bij hun consumptie en maken dat bedrijven betrouwbare producten afleveren, teneinde het vertrouwen van consumenten vast te houden. Populaire producten, zoals Coca-Cola of hamburgers van McDonald’s, zorgen voor veel meer genoegens in het leven van mensen dan de meeste wereldverbeteraars ooit hebben bereikt.[14] Er valt dan ook heel wat af te dingen op de stelling dat consumeren niet leidt tot vergroting van menselijk geluk. Bevrediging van behoeften is de drijvende kracht achter de markt. Het is een lachwekkende karikatuur dat de markt vooral gekenmerkt zou worden door uitbuiting, onderdrukking en vernietiging van het bestaande en waardevolle, van humaniteit en beschaving. Ondanks situaties die verbetering behoeven, is de vrije markt een zegen voor de beschaving.[15] Alleen de markt bevordert welvaartsgroei, op basis van moreel positief te waarderen gedrag.

Conclusie

De relatie tussen moraal en markt is van wezenlijk belang voor liberalen. Beide steunen op de vrijheid voor individuen om keuzes te maken, zonder dat zij door anderen, met name de staat, tot ander gedrag worden gedwongen. Om de moraal en daarmee de samenhang in de samenleving zo sterk mogelijk te houden en het optreden van moraalfalen te beperken, is het noodzakelijk om meer aandacht te besteden aan opvoeding in de deugden. De markt speelt daarin een belangrijke ondersteunende rol. Niet alleen via sturing van het gedrag van individuen, maar ook door bevordering van moreel wenselijk gedrag door ondernemingen. Liberalen zouden er derhalve goed aan doen de markt niet alleen als nuttig allocatiemechanisme te zien. De morele component die het kapitalistische systeem in zich draagt is te belangrijk om ondergesneeuwd te raken.

Noten

1. Hayek, F.A., “The Moral Element in Free Enterprise”, in Studies in Philosophy, Politics and Economics. 1967, Simon and Schuster: New York. p. 229-236, p.229-231.
2. Acton, J., “The History of Freedom in Antiquity”, in Selected Writings of Lord Acton, J.R. Fears, Editor. 1985, Liberty Fund: Indianapolis. p. 5-28, p.22.
3. Spruyt, B.J., Lof van het Conservatisme. 2003, Amsterdam: Uitgeverij Balans. p.198-214.
4. Bierens, S., e.a., Respect en Burgerzin. Waarden en normen in liberaal perspectief. 2003, Den Haag: VVD i.s.m. Prof.Mr. B.M. Teldersstichting.
5. Hayek, F.A., The Fatal Conceit. The Errors of Socialism. The collected works of F.A. Hayek, ed. W.W. Bartley. 1988, Chicago: The University of Chicago Press. p.135-140.
6. Groenveld, K., e.a., Tussen Vrijblijvendheid en Paternalisme. Bespiegelingen over communitarisme, liberalisme en individualisering. Geschrift 82. 1995, Den Haag: Prof.Mr. B.M. Teldersstichting. p. 64-65.
7. Sirico, R.A., A Moral Basis for Liberty. Religion and Liberty Series, no. 2. 1994, London: The IEA Health and Welfare Unit. p.11-19.
8. Kinneging, A.M.M., “Het Spirituele Kapitaal”, in Trouw. 30 maart 1996.
9. Sirico, R.A., “The culture of virtue, the culture of the market”, in Capitalism, Morality and Markets. 2001, Institute of Economic Affairs: London. p. 41-56.
10. Griffiths, B., “The business corporation as a moral community”, in Capitalism, Morality and Markets. 2001, Institute of Economic Affairs: London. p. 17-40.
11. Friedman, M., Capitalism and Freedom. 40th anniversary Edition ed. 2002, Chicago: The University of Chicago Press. p.131-136.
12. Dortland, J.A. and P.H.A. Klep, “De maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen”, in Publieke verantwoordelijkheid, K. Groenveld and P.G.C.v. Schie, Editors. 1998, Van Gorcum & Comp.: Assen. p. 51-60.
13. Ruding, H.O.C.R., Markt en Moraal, 3e Edmund Burke lezing, 25 november 2003, Soesterberg: Uitgeverij Aspekt.
14. List, G.v.d., “The Real Thing”, in Opgeruimd staat netjes. Burgerlijke beschouwingen. 1999, Uitgeverij Aspekt: Soesterberg. p. 76-78.
15. van Mourik, A., “De vrije markt is een zegen voor de beschaving”, in NRC Handelsblad. 3 mei 2001.

One comment on “Liberalisme, Markt en Moraal

  • Plato , Direct link to comment

    Goed en belangrijk epistel. Zonder moraliteit vervalt de wereld tot een hel. Het gaat in feite om de spelregels van ons bestaan. Die moeten we min of meer gezamenlijk vast stellen. En ons er vervolgens aan houden. In goede en slechte tijden. Tja, en daar gaat het mis. De spelregels worden veranderd als het ons uitkomt. Dat is een grote fout, want de verkeerde beslissingen worden niet meer afgestraft. Een mooi voorbeeld zijn onze banken. Die hadden stuk voor stuk failliet moeten gaan. Dan was iedereen er weer van doordrongen geweest hoe het hoort te werken. Het vertrouwen in eerlijk handelen heeft zware averij opgelopen. Goed en kwaad is op zijn kop gezet. Jammer dat dit aspect in de politiek dood gezwegen wordt. Door het redden van de banken zijn we voor jaren op een morele achterstand gezet.

Leave a comment