Ter verdediging van het vette kapitalistische zwijn van een werkgever

kapitalistischzwijn

“Als er geen wet op het minimumloon en andere progressieve wetgeving bestond, zouden de werkgevers, of beter gezegd de vette, kapitalistische, uitbuitende zwijnen van werkgevers, de lonen verlagen tot elk niveau dat ze maar wensten. Op zijn best zouden we worden teruggeworpen naar de dagen van de sweatshop; op zijn slechtst naar de dagen van de Industriële Revolutie en daarvoor, toen de mensheid een vaak niet te winnen strijd leverde tegen de hongerdood…”

Zo luidt de gangbare mening over de verdiensten van de wet op het minimumloon. Hier zal echter worden aangetoond, dat deze volkswijsheid fout is, dramatisch fout. Zij gaat uit van een schurk waar er geen bestaat. Wat levert de wet eigenlijk op en wat zijn de gevolgen ervan?

Zo op het eerste oog is de wet op het minimumloon geen werkgelegenheidswet, maar een werkloosheidswet. Zij verplicht een werkgever er niet toe om een werknemer aan te nemen tegen het minimumloon of welk ander loon dan ook. Zij dwingt de werkgever om de werknemer niet aan te nemen tegen bepaalde loonniveau’s, namelijk die onder het wettelijk minimumloon. Zij dwingt de werknemer ertoe, hoe graag hij ook een baan zou aannemen voor een salaris dat onder het minimumloon ligt, de baan niet aan te nemen. Zij dwingt de werknemer die de keuze heeft tussen een laag betaalde baan en werkloosheid, te kiezen voor werkloosheid. De wet verhoogt evenmin de lonen; zij kapt gewoon de banen weg die niet aan de standaard voldoen.

Hoe zouden lonen tot stand komen als er geen wet op het minimumloon was? Indien de arbeidsmarkt bestaat uit vele aanbieders van arbeid (werknemers) en vele afnemers van arbeid (werkgevers), dan zullen de lonen zich richten naar een niveau dat in overeenstemming is met wat economen de “marginale productiviteit van arbeid” noemen. De marginale productiviteit van arbeid is de extra hoeveelheid inkomsten die een werkgever zou hebben als hij een bepaalde werknemer aanneemt. Met andere woorden, als door het aannemen van een extra werkkracht de totale inkomsten van de werkgever met $ 60 per week toenemen, dan is de marginale productiviteit van deze werknemer $ 60 per week. Het salaris dat de werknemer uitbetaald krijgt zal zich richten naar een niveau dat de marginale productiviteit van de werknemer evenaart. Waarom is dat zo, in het licht van het feit dat de werkgever de werknemer het liefst vrijwel niets zou willen betalen, wat zijn productiviteit ook moge zijn? Het antwoord luidt, concurrentie tussen werkgevers.

Laten we bijvoorbeeld eens aannemen dat de marginale productiviteit van de werknemer gelijk is aan $ 1,00 per uur. Als hij zou worden ingehuurd tegen een loon van 5 cent per uur, dan zou de werkgever 95 cent per uur winst maken. Andere werkgevers zouden naar de gunst van deze werknemer dingen. Zelfs als ze hem 6 cent, 7 cent, of 10 cent per uur zouden betalen, dan zou hun winst het aanbod nog steeds lonend maken. Het bieden zou stoppen bij een salaris van $ 1,00 per uur. Want alleen wanneer het salaris dat wordt uitbetaald de marginale productiviteit evenaart, is het niet langer lonend om te dingen naar de gunst van de werknemer.

capitalist-pig
Kapitalistisch zwijn

Maar stel dat de werkgevers onderling afspreken om geen mensen aan te nemen voor meer dan 5 cent per uur? Dit was het geval in de Middeleeuwen toen kartels van werkgevers zich organiseerden, met behulp van de staat, om wetten aan te nemen die lonen boven een bepaald niveau verboden. Zulke overeenkomsten kunnen alleen slagen met steun van de staat en er zijn goede redenen waarom dit zo is.

In de kartelloze situatie neemt de werkgever een bepaald aantal mensen aan – het aantal waarvan hij denkt, dat dat hem de maximale winst oplevert. Indien een werkgever slechts tien mensen aanneemt, doet hij dit omdat hij denkt dat de productiviteit van de tiende werkkracht groter is dan het salaris dat hij moet betalen, en dat de productiviteit van een elfde lager zou zijn dan dit bedrag.

Als een kartel er vervolgens in slaagt het salaris van werknemers met een marginale productiviteit van $ 1,00 te verlagen tot 5 cent per uur, dan zal elke werkgever veel meer werknemers willen aannemen. Dit staat bekend als de “wet van de dalende vraagcurve” (hoe lager de prijs, hoe meer kopers willen kopen). De werknemer die volgens de werkgever een productiviteit had van net iets minder dan $ 1,00, en daarom niet de moeite van het inhuren waard tegen $ 1,00 per uur, zal zeer sterk in trek zijn tegen 5 cent per uur.

Dit leidt tot het eerste barstje in het kartel: elke werkgever die deel uitmaakt van het kartel heeft een sterke financiële prikkel om de boel te bedriegen. Elke werkgever zal pogen om werknemers weg te lokken bij de anderen. De enige manier waarop hij dit kan doen is het bieden van hogere salarissen. Hoeveel hoger? Tot $ 1,00 aan toe, zoals we eerder zagen, en om dezelfde reden.

Hoezeer dit ook klinkt als het omverschoppen van heilige huisjes, het is daarom waar dat de wet op het minimumloon leidt tot werkloosheid.

Het tweede barstje is dat niet-leden van het kartel deze werknemers tegen 5 cent per uur zouden willen aannemen, zelfs als we er van uitgaan dat de leden niet ‘valsspelen’. Ook dit leidt ertoe dat de lonen worden opgedreven van 5 cent tot $ 1,00 per uur. Anderen, zoals aspirant-werkgevers in regio’s waar het kartel niet van kracht is, zelfstandig werkende handwerkslieden die zich voorheen geen werknemers konden veroorloven, en werkgevers die tot dan toe slechts parttime werkkrachten inhuurden, zouden allen bijdragen aan een opwaartse trend van het loonniveau.

Zelfs als de werknemers geen weet hebben van lonen die elders worden betaald, of in afgelegen gebieden wonen waar geen andere banen beschikbaar zijn, zijn deze krachten van toepassing. Het is niet noodzakelijk dat beide partijen van een overeenkomst kennis hebben van alle relevante voorwaarden. Er wordt vaak gezegd dat tenzij beide partijen in gelijke mate op de hoogte zijn, ‘onvolkomen concurrentie’ het gevolg is en economische wetten op de een of andere manier niet van toepassing zijn. Maar dit is onjuist. Werknemers hebben in het algemeen zelden een compleet overzicht van de arbeidsmarkt, maar werkgevers zouden veel beter geïnformeerd zijn. En dit is al wat nodig is. Hoewel de werknemer niet goed op de hoogte is van andere banen, is hij slim genoeg om de best betaalde baan aan te nemen. Al wat nodig is, is dat de werkgever zich voorstelt aan de werknemer die minder verdient dan zijn marginale productiviteit en hem een hoger salaris aanbiedt.

En dit is precies wat van nature gebeurt. Het eigenbelang van werkgevers zorgt ervoor dat zij, “als het ware geleid door een onzichtbare hand”, op jacht gaan naar laagbetaalde werknemers, hun hogere salarissen bieden en ze weglokken bij hun huidige baas. Dit hele proces zorgt ervoor dat lonen worden opgedreven tot het niveau van de marginale productiviteit. Dit is niet alleen van toepassing op werknemers in de stad, maar ook op werknemers in afgelegen gebieden die geen weet hebben van andere banen en niet eens het geld hebben om daar te komen als ze het wel zouden weten. Het is waar dat het verschil tussen het loon en de productiviteit van de onwetende werknemer groot genoeg moet zijn om de werkgever te compenseren voor de kosten van het naar hem toe komen, het informeren over andere banen en de vergoeding van de reiskosten van de werknemer. Maar dit is bijna altijd het geval, en werkgevers weten dit al lang.

De Mexicaanse “wetbacks” zijn hier een goed voorbeeld van. Er zijn maar weinig groepen met zo weinig kennis van de arbeidsmarkt in de VS en zo weinig geld om de reis naar betere banen te kunnen betalen. Niet alleen reizen werkgevers uit Zuid-Californië honderden kilometers om hen te vinden, maar ze zorgen ook voor vervoer of een reiskostenvergoeding om hen naar het noorden te krijgen. In feite reizen zelfs werkgevers uit verre oorden als Wisconsin naar Mexico op zoek naar ‘goedkope arbeid’ (werknemers die minder verdienen dan hun marginale productiviteit). Dit is overtuigend bewijs van de werking van een onbekende economische wet, waar ze nog nooit van gehoord hebben. (Er wordt geklaagd over slechte arbeidsomstandigheden van deze arbeidsmigranten. Maar deze klachten worden hoofdzakelijk geuit door hetzij goedbedoelende mensen die niet op de hoogte zijn van economische realiteiten, of door diegenen die niet veel ophebben met deze ongelukkige arbeidskrachten die nu voor hun werkzaamheden het volle pond krijgen. De Mexicaanse arbeiders zelf beschouwen het geheel van lonen en arbeidsomstandigheden als beter vergeleken met de alternatieven thuis. Dit blijkt uit de bereidwilligheid waarmee ze elk jaar weer naar de VS komen tijdens het oogstseizoen).

Het is daarom niet de wet op het minimumloon die de Westerse beschaving weerhoudt van een terugkeer naar het Stenen Tijdperk. Er zijn marktkrachten en gedrag gericht op winstmaximalisatie van de kant van ondernemers, die ervoor zorgen dat lonen niet onder het niveau van productiviteit zakken. En de mate van productiviteit zelf wordt bepaald door technologie, scholing en de hoeveelheid kapitaalgoederen in een maatschappij, niet door de hoeveelheid aan ‘sociaal progressieve’ wetgeving die van kracht is. Minimumloonwetten doen niet wat journalisten beweren. Wat doen ze dan wel?  Wat zijn de werkelijke effecten?

Wat zal de reactie zijn van de doorsnee werknemer op een wettelijk verplichte verhoging van de lonen van $ 1,00 naar $ 2,00? Indien hij al een volledige baan heeft, wil hij waarschijnlijk wel meer uren maken. Als hij in deeltijd werkt of werkloos is, is het vrijwel zeker dat hij meer zal willen werken.

Zo op het eerste oog is de wet op het minimumloon geen werkgelegenheidswet, maar een werkloosheidswet. Zij verplicht een werkgever er niet toe om een werknemer aan te nemen tegen het minimumloon of welk ander loon dan ook. Zij dwingt de werkgever om de werknemer niet aan te nemen tegen bepaalde loonniveau’s, namelijk die onder het wettelijk minimumloon.

De typische werkgever echter, zal tegenovergesteld reageren. Hij zal vrijwel alle werknemers die hij een loonsverhoging moet geven willen ontslaan. (Anders had hij hen wel loonsverhoging gegeven voordat hij daar toe verplicht werd). Nu is hij genoodzaakt om de productie op peil te houden, dus is hij waarschijnlijk niet in staat deze situatie meteen aan te passen. Maar naarmate de tijd verstrijkt zal hij zijn onverwacht duur geworden ongeschoolde werknemers vervangen door minder maar beter opgeleide arbeidskrachten en geavanceerdere machines, zodat zijn totale productiviteit constant blijft.

Studenten die een cursus ‘Inleiding tot economie’ volgen, leren dat wanneer een prijs boven een evenwichtsniveau wordt vastgesteld dit leidt tot een overschot. In het voorbeeld, waar een minimumloon van meer dan $ 1,00 per uur wordt vastgesteld, leidt dit tot een overschot aan arbeid – ook wel werkloosheid genoemd. Hoezeer dit ook klinkt als het omverschoppen van heilige huisjes, het is daarom waar dat de wet op het minimumloon leidt tot werkloosheid. Op een hoger loonniveau zullen meer mensen bereid zijn te werken en minder banen beschikbaar zijn.

De enige vraag waar over te twisten valt is: hoeveel werkloosheid veroorzaakt de wet op het minimumloon? Dit hangt af van de snelheid waarmee ongeschoolde arbeid wordt vervangen door even productieve geschoolde arbeid in combinatie met machines. In onze eigen recente geschiedenis bijvoorbeeld, toen het minimumloon werd verhoogd van 40 cent tot 75 cent per uur, werden liftbediendes ontslagen. Het heeft even geduurd, maar nu zijn de meeste liften volautomatisch. Hetzelfde gebeurde met ongeschoolde bordenwassers. Zij werden en worden nog steeds vervangen door automatische vaatwassers, bediend en gerepareerd door halfgeschoolde en geschoolde arbeidskrachten. Het proces zet zich voort. Naarmate de wet op het minimumloon van toepassing wordt verklaard op steeds grotere delen van de ongeschoolde bevolking, en naarmate het niveau stijgt, zullen steeds meer ongeschoolde arbeidskrachten werkloos worden.

Tenslotte is het belangrijk op te merken dat een wet op het minimumloon alleen van directe invloed is op mensen die minder verdienen dan het minimumloon. Een wet die eist dat iedereen tenminste $ 2,00 per uur verdient, heeft geen invloed op iemand die $ 10,00 per uur verdient. Maar voordat we aannemen dat de wet op het minimumloon slechts leidt tot salarisverhoging voor laagbetaalde arbeidskrachten, bedenk eens wat er zou gebeuren als een wettelijk minimumloon van $ 100,00 per uur van kracht zou worden. Hoe velen van ons zijn zo productief dat een werkgever er $ 100,00 per uur voor over heeft om gebruik te maken van onze diensten? Alleen diegenen, waarvan de werkgever vindt dat ze het geld waard zijn, zouden hun baan behouden. De rest zou werkloos zijn. Het voorbeeld is natuurlijk extreem, maar het principe dat van toepassing zou zijn als zo’n wet zou worden aangenomen, is nu ook van toepassing. Wanneer lonen op grond van een wettelijke verplichting worden verhoogd, zullen arbeidskrachten met een lage productiviteit worden ontslagen.

Wie wordt er getroffen door de wet op het minimumloon? De ongeschoolden, wier productiviteit lager ligt dan het wettelijk verplichte loon. De werkloosheid onder zwarte mannelijke tieners wordt meestal (onder-) geschat op 50%. Drie keer zo hoog als de werkloosheid tijdens de Grote Depressie van 1933. En in dit percentage worden de grote aantallen mensen die het zoeken naar een baan in het licht van dit werkloosheidscijfer hebben opgegeven, nog lang niet meegerekend.

Het verloren inkomen dat hierachter schuilgaat is slechts het topje van de ijsberg. Belangrijker nog is de ‘on-the-job-training’ die deze jonge mannen hadden kunnen krijgen. Als ze zouden werken voor $ 1,00 per uur (of zelfs minder) in plaats van werkloos te zijn voor $ 2,00 per uur, zouden ze vaardigheden opdoen die het hen mogelijk zouden maken hun productiviteit te verhogen en in de toekomst meer dan $ 2,00 per uur te verdienen. In plaats daarvan worden ze veroordeeld tot ledigheid en rondhangen op straat, waar ze alleen vaardigheden opdoen die hen vroeg of laat in de gevangenis doen belanden.

Een van de grootste obstakels waar een zwarte tiener tegen aankijkt is het zoeken naar zijn eerste baan. Elke werkgever verlangt werkervaring, maar hoe kan een jonge zwarte man deze opdoen als niemand hem wil aannemen? Dit komt niet door een of andere “samenzwering van werkgevers” om tieners uit minderheidsgroepen te vernederen. Het komt door de wet op het minimumloon. Als een werkgever gedwongen is te betalen voor een werknemer met ervaring, is het dan vreemd dat hij vraagt om dit soort arbeidskrachten?

Een paradox is dat veel zwarte tieners meer waard zijn dan het minimumloon, maar werkloos zijn vanwege dit minimumloon. Om te worden aangenomen tegen een loon van minimaal $ 2,00 per uur, is het niet voldoende om dit waard te zijn. Een werkgever, die verlies zal lijden als hij misgokt en failliet kan gaan als hij te vaak misgokt, moet ook geloven dat je $ 2,00 per uur waar bent. Met een wettelijk minimumloon kan een werkgever het zich niet veroorloven om het erop te wagen. En jammer genoeg worden zwarte tieners maar al te vaak beschouwd als “riskant”, als een klasse. Wanneer hij geconfronteerd wordt met een weifelende werkgever, zou een held uit de verhalen van Horatio Alger een dappere sprong kunnen maken en aanbieden te werken voor een symbolisch salaris, of zelfs voor niets, gedurende een periode van twee weken. Tijdens deze periode zou onze held de werkgever laten zien dat zijn productiviteit een hoger salaris rechtvaardigt. Belangrijker nog is dat hij het risico van de werkgever van het aannemen van een arbeidskracht die zich niet bewezen heeft, voor zijn rekening neemt. De werkgever zou op deze afspraak ingaan omdat hij zo amper risico loopt.

Maar de Horatio-Alger-held hoefde het niet op te nemen tegen een wet op het minimumloon die zo’n afspraak verbiedt. De wet garandeert dus dat de zwarte tiener minder kans heeft om op een eerlijke manier te laten zien wat hij waard is.

De wet op het minimumloon is niet alleen schadelijk voor de zwarte tiener, maar ook voor de zwarte handelaar in het getto en de industrieel. Zonder deze wet zou hij toegang hebben tot goedkope arbeidskrachten in de vorm van zwarte tieners op een manier die zijn blanke tegenhanger niet heeft. De jonge zwarte arbeidskracht zou makkelijker toegankelijk zijn voor hem omdat hij meestal in het getto woont en dus dichter bij het werk. Hij zou ongetwijfeld minder wrokgevoelens hebben tegen – en een harmonieuzere werkrelatie hebben met – een zwarte ondernemer. Omdat dit een van de belangrijkste bepalende factoren is voor de productiviteit van dit soort baantjes, zou een zwarte werkgever zijn werknemers meer kunnen betalen dan een blanke – en toch winst maken.

Hoe betreurenswaardig het effect op jonge zwarte arbeidskrachten ook moge zijn, een nog grotere tragedie van het wettelijk minimumloon heeft betrekking op de gehandicapte arbeidskracht (de kreupelen, de blinden, de doven, zij die een arm of been moeten missen, de verlamden, en de geestelijk gehandicapten). De wet op het minimumloon maakt het aannemen van een gehandicapte voor een op winst uitzijnde werkgever feitelijk illegaal. Alle hoop om enigszins op eigen benen te staan wordt zo de bodem ingeslagen. De keuze die een gehandicapte heeft is die tussen doelloos rondhangen en werkverschaffingsprogramma’s met overheidssubsidie, bestaande uit onbeduidende activiteiten die net zo demoraliserend zijn als nietsdoen. Dat dergelijke plannen worden gesteund door een overheid die eerlijk werk nota bene zelf onmogelijk maakt, is een ironie waar maar weinig gehandicapten om kunnen lachen.

Onlangs zijn bepaalde groepen gehandicapten (slechtzienden) vrijgesteld van het minimumloon. Daarom hebben werkgevers er belang bij slechtzienden aan te nemen en nu hebben zij een baan. Maar als men zich realiseert dat de wet op het minimumloon de kans op een baan voor slechtzienden vermindert, dan begrijpt men toch wel dat dit ook voor anderen geldt? Waarom zijn mensen met een ernstige handicap niet vrijgesteld?

Als het minimumloon niet de bescherming biedt aan het individu die het zou moeten beschermen, wiens belang is er dan mee gediend? Waarom werd zulke wetgeving aangenomen?

Onder de hardst schreeuwende voorstanders van de wet op het minimumloon vinden we de vakbonden – en hier moeten we eens even bij stil staan. Want het gemiddelde vakbondslid verdient veel meer dan het minimumloon van $ 2,00 per uur. Als hij al $ 10,00 per uur verdient, is zijn salaris – zoals we eerder zagen – in overeenstemming met de wet en wordt er daarom ook niet door beïnvloed. Waarom steunt hij de wet dan toch zo fel?
Over de onderdrukte arbeider – zijn zwarte, Puerto Ricaanse, Mexicaans-Amerikaanse en Indiaans-Amerikaanse broeder – zal hij zich amper zorgen maken. Want zijn vakbond is kenmerkend genoeg voor 99,44% blank en hij verzet zich onvermoeibaar tegen pogingen van leden van minderheidsgroepen, zich bij zijn vakbond aan te sluiten. Welk belang hebben vakbonden dan bij een wettelijk verplicht minimumloon?

Toen de wet op het minimumloon de salarissen voor ongeschoolde arbeid opdreef, noodzaakte de wet van de dalende vraagcurve werkgevers ertoe ongeschoolde arbeid te vervangen door geschoolde arbeid. Op dezelfde manier zal, wanneer een vakbond, die voornamelijk uit geschoolde arbeidskrachten bestaat, een loonsverhoging verkrijgt, de wet van de dalende vraagcurve werkgevers ertoe brengen geschoolde arbeid te vervangen door ongeschoolde arbeid! Met andere woorden, omdat geschoolde en ongeschoolde arbeiders tot op zeker hoogte met elkaar uitwisselbaar zijn, concurreren ze in feite met elkaar. Waarschijnlijk is het zo dat 10 of 20 ongeschoolde arbeiders concurreren met, en dus te vervangen zijn door 2 of 3 geschoolde arbeidskrachten plus een geavanceerdere machine. Maar aan de vervangbaarheid zelf, vooral op de lange termijn, kan niet worden getwijfeld.

Dr. Walter Block
Dr. Walter Block

Wat is nu een betere manier om van je concurrentie af te komen dan ze te dwingen zichzelf uit de markt te prijzen? Wat is nu een beter manier voor een vakbond om te garanderen dat de volgende loonsverhoging werkgevers er niet toe zal verleiden om ongeschoolde, niet bij de vakbond aangesloten onderkruipers (met name leden van minderheidsgroepen) aan te nemen? De strategie is een wet aangenomen te krijgen die het loon van ongeschoolde arbeiders zo hoog maakt, dat ze niet kunnen worden aangenomen, ongeacht hoe buitensporig de looneisen van de vakbond ook zijn. (Als minderheidsgroepen erin zouden slagen een wet aangenomen te krijgen die eist dat alle salarissen voor vakbondsleden met een factor 10 omhoog zouden gaan, zouden ze de vakbonden vrijwel vernietigen. Het aantal leden van vakbonden zou duizelingwekkend snel dalen. Werkgevers zouden alle vakbondsleden ontslaan, en in die gevallen waar dat niet kon zouden ze failliet gaan).

Steunen de vakbonden zo’n schadelijke wet opzettelijk en welbewust? Het zijn niet motieven die ons hier zorgen baren. Het zijn slechts daden en hun gevolgen. De effecten van de wet op het minimumloon zijn rampzalig. Het minimumloon heeft negatieve gevolgen voor de armen, de ongeschoolden en leden van minderheidsgroepen. Precies die mensen, waarvan het de bedoeling was dat deze wet ze zou helpen.

Vertaling: Erik Driessens

One comment on “Ter verdediging van het vette kapitalistische zwijn van een werkgever

  • Plato , Direct link to comment

    Goed verhaal. Het zelfde geldt voor het ontslagrecht. Door bescherming tegen ontslag zijn veel mensen nu gedwongen zzp-er. Ook niet bepaald ideaal. Onbegrijpelijke kortzichtigheid van de politiek. Nou ja, kortzichtigheid, ze zullen denken dat ze er stemmen mee winnen.

Leave a comment