Waarom Keynesianen het paard achter de wagen spannen

“Geld moet rollen!”, toch? Deze welbekende uitspraak kan rekenen op de goedkeuring van menig Keynesiaans econoom. De Keynesiaanse theorie suggereert immers dat consumptie zal leiden tot economische groei. De veronderstelling dat consumptie leidt tot economische groei heeft zich inmiddels diepgeworteld in de Nederlandse maatschappij. De meeste economen zullen het namelijk met deze stelling eens zijn en ook aan de talkshowtafels zal deze stelling niet ontkracht worden. Enkele tijd geleden ging het bijvoorbeeld bij WNL op zondag, het ‘vrolijk rechtse’ programma van de NPO, over de FIRE beweging (Financially Independent & Retire Early). Alle gasten van het programma waren het erover eens dat de FIRE beweging, waarbij mensen geld sparen en investeren om zo snel mogelijk met pensioen te gaan, een goede beweging is. Tafelgast Annemarie van Gaal stelde echter wel dat het problematisch zou zijn als iedereen in Nederland mee zou doen aan de FIRE beweging, immers: “geld moet rollen!”. Alle medegasten waren het hier mee eens en knikten instemmend. Maar waarom is dit eigenlijk zo vanzelfsprekend? Hoe kan het dat geld sparen iets goeds is op individueel niveau maar nadelig als een collectief van individuen (een land) het doet? Dit lijkt op het eerste oog paradoxaal en volgens de Oostenrijkse theorie is dat het ook.

Keynes en consumptie

Consumptie, afkomstig van het Latijnse woord vernietigen, staat aan de basis van economische groei volgens Keynes. Doordat de vraag naar producten toeneemt zullen producenten namelijk meer gaan produceren, waardoor zij meer werknemers in dienst nemen, welke vervolgens met een hoger salaris meer kunnen consumeren. Jean-Baptiste Say heeft echter al lang afgerekend met deze ogenschijnlijk logische maar na verdere analyse foutieve theorie. Say stelde dat je enkel kan consumeren wat je produceert, aanbod schept zijn eigen vraag en niet andersom. Dit blijkt ook uit de praktijk: wanneer u de gemiddelde Nederlander vraagt of hij de nieuwste iPhone wil voor een habbekrats zal deze natuurlijk ‘ja!’ zeggen. Het probleem is niet dat er niet genoeg vraag is naar iPhones, iedereen wil immers een iPhone als de prijs laag is. Het probleem is dat er maar een beperkt aantal nieuwe iPhones is, wat leidt tot een hogere prijs. Een iPhone bestaat namelijk uit schaarse materialen en heeft complexe technologie in zich. Het probleem ligt hem dan ook niet in de vraag, zoals Keynes stelt, maar in het aanbod. Aanbod is gelimiteerd (schaarse productiemiddelen) en vraag is ongelimiteerd (mensen willen altijd meer producten, vrije tijd, genot en keuzevrijheid). 

Toch vormt de foutieve theorie van Keynes vandaag de dag de basis voor het politieke beleid overal ter wereld, elke econoom ratelt het aloude mantra: ‘in slechte tijden moet de overheid de economie stimuleren’ en dus consumptie aanwakkeren. We zien de gevolgen overal, de rente wordt wereldwijd verlaagd en in de Verenigde Staten krijgen burgers een cheque door de brievenbus om uit te geven. Dit beleid zal op langere termijn echter desastreuze gevolgen hebben. Als de productieve capaciteit van een maatschappij gelijk blijft of zelfs afneemt en mensen meer geld hebben om te besteden zal dit enkel tot hogere kosten van levensonderhoud en een lagere levensstandaard leiden. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van een simpel voorbeeld: Een economie bestaat uit drie mensen, ieder heeft 10 euro te besteden en alle drie willen ze graag een telefoon kopen. De economie is slechts in staat om één telefoon te produceren. De prijs van de telefoon wordt bepaald door vraag en aanbod, de persoon die het grootste genot haalt uit het bezit van de telefoon is bereid er het meeste voor te betalen. Laten we het simpel houden en stellen dat de prijs op 5 euro uitkomt. Consumptie van burgers aanwakkeren zonder dat daar een productieve handeling tegenover staat is nutteloos, de cheques die elke Amerikaanse staatsburger door de brievenbus heeft gekregen is hier een goed voorbeeld van. De overheid kan er met beleid voor zorgen dat de drie personen binnen deze economie meer te besteden hebben of goedkoper schuld kunnen aangaan. Als de drie personen in het voorbeeld ieder 100 euro te besteden hebben in plaats van 10 euro zal dit niet zorgen voor een grotere productiecapaciteit, de capaciteit blijft immers één telefoon. De prijs van die ene telefoon zal meegroeien met de hoeveelheid geld die beschikbaar is, geld is enkel een middel en de telefoon is het doel. In deze nieuwe situatie zal de prijs van de telefoon veel hoger liggen (€50). De economie is niet gegroeid aangezien de totale output nog steeds één telefoon is. Enkel als de productiecapaciteit van een land toeneemt  en er dus meer telefoons beschikbaar komen groeit de economie en kunnen mensen meer consumeren. 

Economische groei en de Oostenrijkse school

Volgens de Oostenrijkse school heeft Keynes het dan ook compleet bij het verkeerde eind. Niet consumptie maar spaargeld en productieve investeringen laten een economie groeien. Spaargeld is een vorm van onderconsumptie; op het moment dat een individu besluit te sparen kiest hij er voor om het heden ‘op te offeren’ voor de toekomst. Een individu met veel spaargeld kan bijvoorbeeld eerder met pensioen, heeft later meer vrije tijd of kan in de toekomst meer van zijn behoefte verzadigen. Het spaargeld kan vervolgens ook voor productieve doeleinden worden ingezet. Spaargeld kan gebruikt worden om zelf een bedrijf te starten, het geld uit te lenen of het op de bank te zetten waarbij het door de bank wordt uitgeleend. Dit spaargeld zorgt er vervolgens voor dat bedrijven meer kapitaal beschikbaar hebben om hun productieproces te verbeteren of uit te breiden. In het eerder gegeven voorbeeld kan de telefoonfabriek binnen de economie die slechts in staat was één telefoon te produceren het gespaarde en vervolgens uitgeleende kapitaal gebruiken om het productieproces uit te breiden en te verbeteren. Hierdoor is de fabriek in staat het productieproces efficiënter in te richten en kan het voortaan drie telefoons in plaats van één telefoon produceren. De productieve capaciteit van de economie is dan gegroeid! Het gespaarde geld was hiervoor cruciaal. De telefoons hebben de productieve capaciteit van deze economie uitgebreid. Dit zorgt ervoor dat de burgers binnen de maatschappij meer telefoons tot hun beschikking hebben. Deze telefoons kunnen ook als exportproduct dienen, waardoor er meer geïmporteerd kan worden en andere behoeften van de maatschappij vervult kunnen worden. De FIRE beweging draagt bij aan de economische groei doordat mensen massaal geld sparen en investeren. Van dit geld kunnen bedrijven productieve investeringen doen en zorgen dat hun output toeneemt, hierdoor hebben we als samenleving in de toekomst meer producten, genot, vrije tijd en welvaart.

Vandaag de dag kiezen we in het Westen helaas niet voor onderconsumptie maar voor overconsumptie en wordt alles in werking gesteld om mensen te motiveren om meer geld uit te geven en schuld aan te gaan (verlagen rente, creëren inflatie en belastingprikkels waarbij vermogen en productiviteit harder belast worden). Burgers in het Westen moeten zichzelf echter niet voor de gek houden want op nationaal niveau werkt de economie niet anders dan op individueel niveau. Als een individu er voor kiest om in het heden meer te consumeren dan zal dit altijd ten kosten gaan van zijn toekomst. Een individu met een grote hypotheek, een lening om een mooie auto te kopen en een grote creditcardrekening om z’n merkkleding van te bekostigen lijkt het misschien in het heden erg goed te hebben, maar al deze schuld zal moeten worden terugbetaald in de toekomst en onomstotelijk leiden tot een lagere welvaart. 

Voor de overheid gelden dezelfde economische wetten als voor het individu. Overheidsuitgaven en tekorten moeten gefinancierd worden via hogere belastingen, het vergroten van de staatsschuld (waardoor de rekening bij toekomstige generaties komt te liggen) of simpelweg via inflatie als de ECB de overheidstekorten financiert. Een overheid die in het heden extra uitgeeft zal daar in de toekomst de rekening voor moeten betalen. Door meer uit te geven fungeert de overheid ook als anker op de economische vooruitgang aangezien de overheid het broodnodige kapitaal onttrekt aan de productieve private sector en deze belastinginkomsten elders minder productief besteedt. 
De schulden van overheden, bedrijven en individuen staan vandaag de dag in veel gevallen op recordhoogtes. Uit de schuldencrisis van 2008 proberen te komen door meer schulden aan te gaan zal destructief beleid blijken. Voor dit beleid zullen we in de toekomst de rekening moeten betalen. Enkel als wij in staat zijn meer te produceren kan de economie groeien. In tegenstelling tot produceren zal consumeren de economie enkel schaden. Gelukkig hebben we voor deze Keynesiaanse misvatting  ook een oud- Hollands spreekwoord: ‘Het paard achter de wagen spannen’.

De foto is gemaakt door: Onbekend en wordt gebruikt onder deze licentie

Leave a comment