Afscheid als hoogleraar, aantreden als voorzitter

Donderdag 27 juni nam prof. Dr. Lex Hoogduin afscheid als hoogleraar ‘complexiteit en onzekerheid in  financiële markten en financiële instellingen’ in de faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de  Rijksuniversiteit Groningen. Lex Hoogduin is een van de weinige uitgesproken woordvoerders voor de  Oostenrijkse School in het Nederlands academisch landschap en inmiddels voorzitter van het Mises  Instituut Nederland. Bij gelegenheid van het afscheid sprak hij een rede uit met de titel: “De  onzekerheid van het bestaan en de wet van de (potentiële) verrassing”  

De rede geeft zijn lange zoektocht weer naar een antwoord op de vraag hoe een economie het beste de belangen van de mens kan dienen. Een zoektocht die begon met zijn interesse in de maanlanding van 1969. Want, als de mens in staat was op de maan te landen, dan moest het toch zeker mogelijk  zijn om bijvoorbeeld iedereen aan het werk te krijgen. Inmiddels, begin jaren ’70, was dat niet meer  zo vanzelfsprekend als het toen dominante keynesianisme pretendeerde. Die zelfverzekerdheid was  overigens ook maar gebaseerd op één, nogal wankele interpretatie van Keynes’ orakel de General  Theory. Voor die interpretatie leverde de Nederlandse socialist Jan Tinbergen als pionier van  econometrische modellenbouw belangrijke bijdragen. Keynesiaanse economen domineerden in de  jaren ’60 en ’70 de economische faculteiten en ze waren enthousiaste modellenbouwers. En Nederland werd zo wat het enige land buiten de communistische wereld met een heus centraal  planbureau. ‘Plannen’ op basis van een ‘integrale benadering’ van waar ‘we’ over x jaar ‘met zijn  allen willen staan’ krijgt in Nederland in intellectuele en politieke kringen al snel de handen op elkaar. De kunst is daarbij wel het betreffende jaar niet zo ver vooruit te schuiven dat niemand zich nog  enige zorgen maakt, maar ver genoeg om het risico op een onmiddellijke ontkrachting van de  voorspelling te minimaliseren. 

De ambities en pretenties zijn de laatste jaren niet bescheidener geworden. ‘De Maakbaarheid van  Samenleving en Economie’ was daarom een passend thema voor het minisymposium dat ter  gelegenheid van het afscheid plaats vond in de senaatszaal van het Gronings Academiegebouw. Als  vertegenwoordiger van een van de vele planbureaus die Nederland inmiddels rijk is, gaf mw. Karen van Oudenhoven-Van der Zee, directeur Sociaal Cultureel Planbureau en bijzonder hoogleraar  Maatschappelijke Veerkracht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, de voorzet. Het mobiliseren van  ‘maatschappelijke veerkracht’ maakt in haar optiek ‘aanpassing of zelfs transformatie van bestaande  systemen’ nodig om crises werkelijk op te lossen of te voorkomen. Daarbij hoort een visie van ‘waar  we naartoe op weg zijn’, ‘een heldere visie op waar je als samenleving naar streeft’. Wat het SCP betreft is dat het ‘brede welvaartperspectief’, waarbij ‘kwaliteit van (samen)leven als uitgangspunt geldt voor beleid’, wat vraagt om ‘een meer integrale benadering.’ 

Bestuurskundige en em. hoogleraar Paul Frissen is naast Lex Hoogduin een van de schaarse academici  in Nederland die Oostenrijker Hayek met instemming aanhalen. Hij plaatste kritische en  humoristische kanttekeningen bij de breed gedeelde gedachte van de maakbaarheid van samenleving  en economie en bij de begrippen waarmee dan vaak gegoocheld wordt; begrippen als ‘maatwerk’, of  zelfs ‘integraal maatwerk’, en ‘brede welvaart’.  

Lex werd als student opgeleid als keynesiaans modellenbouwer, maar hij raakte gaandeweg meer  overtuigd dat onzekerheid het belangrijkste gegeven is voor de menselijke conditie en het menselijk  handelen. Een uitgangspunt dat overeen stemt met de opvattingen van de Oostenrijkse school, maar  ook wel past bij een bepaalde interpretatie van Keynes en bij de post-keynesianen. Aanvankelijk meende hij nog een synthese van modern keynesianisme met het alternatieve, vooral post keynesiaans en een beetje Oostenrijks geïnspireerde, paradigma te kunnen ontwikkelen. 

De afscheidsrede beschrijft de verdere intellectuele zoektocht en biedt een kort inkijkje in de  geschiedenis van academisch economisch denken in Nederland. De economie opleidingen besteden  geen of vrijwel geen aandacht aan afwijkende geluiden en zeker de Oostenrijkse School komt er bekaaid vanaf. Dat is opmerkelijk, omdat die traditie ooit juist sterk vertegenwoordigd was met kopstukken als Nicolaas Pierson en Coenraad Alexander Verrijn Stuart. Het verhaal van Hoogduin laat  zien dat, zo ongeveer op het moment dat de laatste hoogleraar van Oostenrijkse snit, Pieter  Hennipman, van het toneel verdween, de post-Keynesiaan en toenmalige RUG-hoogleraar Jan Kregel die denkrichting via een achterdeurtje weer voor het voetlicht bracht. Dat bracht onder meer de New Yorker Israel Kirzner, een belangrijke vernieuwer binnen de Oostenrijkse School, als gasthoogleraar naar Groningen en leidde tot de nodige discussies binnen de Groningse economische faculteit. Hoe donker het ook was geworden, het licht ging nooit helemaal uit en een klein waakvlammetje was voldoende om het brandend te houden. Na een lange en kronkelige weg kwam Hoogduin tot de  conclusie dat een synthese van keynesianisme en Oostenrijkse School niet mogelijk is. Mises en andere ‘Oostenrijkers’ werden zijn belangrijkste inspiratie. De onzekerheid van het bestaan die in dat  gedachtengoed centraal staat, en de ‘wet van de potentiële verrassing’ die stelt dat zich altijd een verrassing kan voordoen die een aanpassing van bestaande plannen noodzakelijk maakt,  ondermijnen het vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving. Toekomstige kennis is immers niet te voorspellen. Centrale planning op basis van een gewenste gezamenlijke verre toekomst is  daarom onmogelijk.  

Uit de afscheidsrede en toespraken tijdens de receptie wordt duidelijk dat Lex’ afscheid van de RUG  en academia niet volledig en definitief is. De zoektocht en het leren zijn nog niet voorbij. Zo werkt hij verder aan de ontwikkeling van een logica van het handelen onder onzekerheid als onderdeel van  Mises’ leer van het menselijk handelen, de praxeologie. Kwaliteiten als alertheid,  aanpassingsvermogen, creativiteit, antifragiliteit en leervermogen krijgen daarin een plek op basis  van inzichten van verschillende Oostenrijkse auteurs zoals Von Mises, Hayek, Kirzner, Shackle en Hoppe.  

Binnen de Oostenrijkse School neemt Lex een meer Hayekiaanse positie in waarin er plek is voor een  overheid die in plaats van concrete uitkomsten na te streven, alleen voorwaardenscheppend optreedt. Het emeritaat heeft tijd vrijgemaakt waardoor Lex zich met zijn brede kennis en kennissenkring als voorzitter kan inzetten voor een Mises instituut dat de Oostenrijkse School in brede zin vertegenwoordigt, van Hans-Hermann Hoppe tot Hayek, met Mises als middelpunt.

Leave a comment