De kern van vrijheid is economische vrijheid

Het is 30 jaar geleden dat de Berlijnse muur en het IJzeren Gordijn vielen. Dit essay van de economisch historica Deirdre McCloskey helpt te herdenken waar het allemaal ook al weer om ging.

Auteur: Deirde McCloskey

Sinds de opkomst van het socialisme, nieuw liberalisme en de progressieve beweging in de late 19e eeuw is het gebruik om economische vrijheid weg te zetten als plat en niet noodzakelijk- iets waar alleen ‘rijke stinkerds’ iets om geven. Maar het oorspronkelijke liberalisme van Voltaire, Adam Smith, Tom Paine en Mary Wollstonecraft propageerde economische vrijheid voor rijken èn armen, een vorm van respect voor andermans spullen.

Economische vrijheid is inderdaad de vrijheid waaraan de meeste gewone mensen belang hechten. Adam Smith had het over “het liberale programma van [sociale] gelijkheid, [economische] vrijheid en

[wettelijke]

rechtvaardigheid.” Het was een goed en nieuw idee in 1776. En in de volgende twee eeuwen bleek het liberale idee verbazingwekkende aantallen goede en welvarende mensen voort te brengen, waar ze vroeger vooral wanhopig en arm waren. Laten we dit idee niet kwijt raken.

Economische vrijheid is inderdaad de vrijheid waar de meeste gewone mensen om geven. Het is waar dat de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de vrijheid van vergadering, het petitierecht en het stemrecht op de lange termijn essentiële bescherming bieden voor alle vrijheid, met inbegrip van het economische recht om te kopen en te verkopen. Maar die verheven vrijheden worden vooral door een goed opgeleide minderheid gewaardeerd. Al is het op lange termijn zeker onverstandig, de meeste mensen geven geen zier om de vrijheid van meningsuiting, zolang ze maar een winkel kunnen openen wanneer ze dat willen en een baan met een fatsoenlijk loon kunnen aannemen.

De hoofdpersoon van de roman ‘Alles Stroomt’ van Vasily Grossman (1905-1964), de enige succesvolle stalinistische schrijver die zich volledig tot het anticommunisme bekeerde, verklaart: “Vroeger dacht ik dat vrijheid de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de vrijheid van geweten was. Maar hier is waar het om gaat: je moet het recht hebben om te zaaien wat je wilt, om schoenen of jassen te maken, om van het meel van het gezaaide graan brood te bakken en het naar believen al dan niet te kunnen verkopen; . . . … om naar eigen inzicht te kunnen werken en niet zoals ze je bevelen.”

De begenadigde Adam Smith wond zich ontzettend op over de beperking van het recht van arbeiders om zich vrij te verplaatsen om fatsoenlijk werk te vinden. “Het eigendom van de eigen arbeid is voor ieder mens de basis van alle andere eigendommen, het is dus het meest heilige en onschendbare recht. Om hem te beletten dit te gebruiken …. op de manier die hem goed dunkt en zonder zijn buurman te hinderen, is een duidelijke schending van dit heiligste bezit.”

Economische vrijheid heeft de wereld enorm verrijkt met goederen en diensten. Hoeveel? In 1800 bedroeg het inkomen per persoon, in prijzen van 2018, in een land als Zweden of Japan,  ongeveer 3 dollar per dag. Nu is het meer dan 100 dollar per dag, een stijging van 3.200 procent. Niet honderd procent of zelfs tweehonderd procent, maar tweeëndertighonderd procent. Niet een verrijking met een factor twee, zoals van tijd tot tijd voorkwam bij eerdere groeispurten, bijvoorbeeld in de glorietijd van het oude Griekenland of tijdens de bloei van Song China (die overigens vervolgens weer terug vielen op 3 dollar per dag), maar een factor drieëndertig. Geen hongersnood. Langere mensen. Verdubbeling van de levensverwachting. Grotere huizen. Sneller transport. Meer en hoger onderwijs. Als je eraan twijfelt, zie wijlen Hans Rosling’s verbijsterende video’s op Gapminder.

De gebruikelijke uitleg van deze grote welvaartsgroei door economen en historici klopt niet. Kapitaalaccumulatie of koloniale wingewesten waren niet de oorzaak. Het ging om vindingrijkheid, en vindingrijkheid werd op haar beurt gestimuleerd door de nieuwe vrijheid na 1800. Het liberale programma van gelijkheid, vrijheid en rechtvaardigheid gaf massa’s mensen nieuwe energie en moed- eerst de vrije en rijke mannen, vervolgens de arme mannen, daarna de voormalige slaven, vervolgens de vrouwen, toen de homo’s, de gehandicapten, en toen, en toen, en toen. Maak iedereen vrij, en zoals bleek (het was nog nooit eerder op zo’n grote schaal uitgeprobeerd), massa’s mensen raken geïnspireerd en voelen zich gesterkt om iets te ondernemen. We werden rijk door gewone mensen hun economische vrijheid te gunnen.

En nu heeft het “wij” zich uitgebreid tot ver buiten zijn kerngebied in Noordwest-Europa. China na 1978 en India na 1991 begonnen de onliberale Europese theorie van het socialisme, die in het midden van de 19e eeuw werd bedacht en in de jaren zeventig van de 20e eeuw naar een derde van de wereld werd geëxporteerd, achter zich te laten. Het resultaat van de ontwikkeling in de richting van economisch liberalisme was dat de groei van de hoeveelheid goederen en diensten per persoon in China en India steeg van het socialistische niveau van 1 procent per jaar(soms negatief), tot 7 à 12 procent per jaar. Bij een dergelijk tempo zal het maar twee of drie generaties duren voordat beide landen een Europese levensstandaard bereiken. Dit is het vooruitzicht voor vier op de tien mensen en geen utopie. Soortgelijke welvaartstijging werd in een vergelijkbare tijdspanne eerder behaald in Hongkong, Zuid-Korea, Singapore en Taiwan, en er zijn nog andere verrassende succesverhalen over dit nieuwe liberalisme in bijvoorbeeld Ierland en Botswana.

Een economisch onliberale regering kan natuurlijk op de pof leven van landen die de vrijheid eerbiedigen. De Sovjet-Unie deed dat bijvoorbeeld van 1917-1989 en zelfs veel economen in het Westen geloofden lange tijd in het sprookje dat centrale planning werkte. Toen het communisme in 1989 ineen stortte, bleek klip en klaar dat planning niet werkte, niet voor de economie, niet voor het milieu, noch voor andere vrijheden.

Groei van welvaart leidt uiteindelijk tot eisen voor alle vrijheden, zowel de politieke als de economische vrijheden, zoals in Taiwan en Zuid-Korea. Welvarender mensen houden onderdanigheid niet lang vol.

Het Evangelie zegt het goed: “Want wat baat het een mens als hij de hele wereld wint en zijn eigen ziel verliest?”. Het bezwaar tegen economische vrijheid is altijd geweest dat zelfs als we een wereld in goederen winnen, we onze ziel verliezen. Radicaal links beweert dat vrijheid van handel intrinsiek slecht is. Uitbreiding kan alleen het kwaad vergroten. Radicaal rechts beweert dat vrije handel van geen waarde is in vergelijking met de glorie van status en oorlog. Maar radicaal links en radicaal rechts, en ook het midden dat klaagt over “consumentisme”, hebben het mis. Economische vrijheid corrumpeert ons niet, maar maakt ons eerder deugdzamer en welvarender. Ze verrijkt ons in beide opzichten, zowel materieel als spiritueel.

Ten eerste is wederzijds voordelige ruil niet de slechtste morele leerschool. Het is beter dan de gewelddadige trots van aristocraten of de gewelddadige brutaliteit van bureaucraten. In het economisch liberalisme wordt het menselijke verlangen om uit te blinken in miljoenen eervolle richtingen geleid, van modelspoorbouw tot entertainment, terwijl in onvrije samenlevingen alleen een smal pad naar vooraanstaande posities aan het hof, het politbureau of leger lonkt. In handel verliezen we onze ziel niet, maar we cultiveren haar. Het leger, dat tegenwoordig zelfs in liberale samenlevingen wordt bewonderd, wordt vaak geprezen om zijn “dienst”. Maar elke economische handeling van wederzijds instemmende volwassenen betekent het verrichten van een dienst. De morele standaard van vrije handel komt dagelijks tot uiting in de manier waarop een winkelier zijn klant begroet: “Kan ik u helpen?”

Het resultaat? De concertzalen en musea van welvarende landen zijn vol, de universiteiten bloeien en het zoeken naar het transcendente, weliswaar buiten de gevestigde kerken, wint terrein. Het is moeilijk veel aandacht op te brengen voor het transcendente van kunst of wetenschap, voor honkbal, familie of God als men van zonsopgang tot zonsondergang voorovergebogen in een rijstveld staat.

Bescherming van bestaande banen heeft wereldwijd geleid tot een massale en politiek explosieve werkloosheid onder jongeren. De beste manier om mensen slecht en arm te maken is middels de onvrijheid van het communisme en fascisme, en zelfs het langzame, zij het ‘lieve’ socialisme van overregulering. Het economisch nationalisme van de Alt-Right beweging verarmt ons en sluit ons in ieder geval af van ideeën uit de wijde wereld. De logica van het protectionisme zou ons alles in eigen land, stad of zelfs straat laten maken. Ontbijtgranen. Accordeons. Computers. Het is een kinderachtig dwaze economische theorie.

In de kern van het communisme en fascisme, en de regulerende en dwingende impuls vanuit het midden van het politieke spectrum, zit een sterke neiging om met andermans bezit te woekeren. De bescherming van bestaande banen leidt wereldwijd tot een enorme en politiek explosieve werkloosheid onder jongeren. Een kwart van de Fransen onder de 25 jaar en die geen onderwijs hebben genoten, is werkloos. Het is erger in Zuid-Afrika.

Het is beter om de overheid strak aan de lijn te houden. De oplossing, geloven de liberalen, is om de macht van de regering te beperken, zelfs wanneer een regering populair is.

Van de ongeveer 190 regeringen op de wereld ranglijst van eerlijkheid met Nieuw-Zeeland aan de top en Noord-Korea aan de onderkant, zou men de top 30 als voldoende eerlijk kunnen noemen. Spanje is een grensgeval. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten komen in aanmerking. Italië, dat op de 75e plaats staat, net boven Vietnam, niet. Maar de top 30 van ‘redelijk eerlijke’ regeringen bedienen slechts 13% van de wereldbevolking. Dat wil zeggen, 87 procent van de wereld wordt corrupt en incompetent geregeerd volgens een ruimhartige standaard van eerlijkheid. Dit sommetje laat zien waarom het optimisme van goedwillende mensen aan de linkerzijde en van minder goedwillende mensen aan de rechterzijde over grotere bevoegdheden van de overheid om vrijheden te beperken, naïef is. De Amerikaanse liberaal, milieu-activist en schrijver Thoreau schreef in echt liberale stijl: “Ik accepteer van harte het motto, -‘Die regering is het beste, die het minst regeert”.

Dit is een enigszins ingekorte vertaling van het essay dat verscheen op de website van de Foudation for Economic Education (fee.org).

Deirdre McCloskey is auteur van o.a. The Bourgeois Virtues: Ethics for an Age of Commerce (2006), Bourgeois Dignity: Why Economics Can’t Explain the Modern World (2010) en Bourgeois Equality: How Ideas, Not Capital or Institutions, Enriched the World (2016).

De foto is gemaakt door: dvdbramhall

Leave a comment