De mythe van het algemeen prijspeil

De statistieken over de prijsinflatie waren een veelbesproken thema in 2023. Officiële maatstaven, zoals de Personal Consumption Expenditures Price Index (PCE) en de consumentenprijsindex (CPI) zijn gestegen naar niveaus die in de afgelopen vier decennia niet eerder zijn gezien

Commentatoren hebben beide onder de loep genomen om de verschillen tussenbeide te verklaren. Paul Krugman (Amerikaanse neo-keynesiaanse econoom en de winnaar van de Nobelprijs in 2008) vergeleek de verandering in de kerninflatie versie van de PCE en CPI (die componenten zoals energie en voedsel buiten beschouwing laten) over respectievelijk zes- en twaalf-maandelijkse termijnen. De consensus is dat deze indicatoren unieke toepassingen hebben. Aldus Krugman “hangt de keuze af van de vraag die men probeert te beantwoorden”.

Bij Mises is het echter een ander verhaal. In het Oostenrijkse raamwerk bestaat er niet zoiets als het algemeen prijspeil, en pogingen om het te meten zullen tot een hoop fouten leiden:

“Als mensen het over het prijspeil hebben, hebben zij een beeld voor ogen van een vloeistof die geleidelijk stijgt of daalt afhankelijk van de toe- of afnamen van de hoeveelheid ervan, maar die net als een vloeistof in een fles altijd gelijkmatig stijgt. Met prijzen, echter, bestaat er niet zoiets als een “prijsniveau”. Prijzen veranderen niet in dezelfde mate op hetzelfde moment. Er zijn altijd prijzen die sneller veranderen – stijgen of dalen – dan andere prijzen.”

De kritiek van Mises op het concept van het algemeen prijspeil en prijsindexen strekt zich uit over een groot deel van zijn werk. In deze passage wijst hij erop dat prijzen zich niet gelijkmatig ontwikkelen. Individuele prijzen veranderen voortdurend. Door ze op te tellen tot bepaald “niveau”, negeert men de werkelijkheid van markten, waar kopers en verkopers samenkomen om specifieke goederen voor specifieke prijzen uit te wisselen.

Mises’ bovenstaande analyse vormt de basis voor zijn theorie over monetaire inflatie. Geld maakt op een bepaald moment zijn entree in een economie. Het beschouwen van de effecten van geldcreatie moet “stap-voor-stap“ gebeuren. Deze methode laat zien dat sommige mensen als eerste het nieuwe geld kunnen uitgeven. Anderen moeten wachten tot hun inkomens toenemen, terwijl het nieuwe geld door de economie vloeit, zij betalen hogere prijzen door de verhoogde vraag van diegenen die als eerste geld ontvingen. Dit verschijnsel, ook wel het Cantillon-effect genoemd, werpt licht op Mises’ afwijzing van het concept van het algemeen prijspeil.

Voor Mises bestaat er niet één prijspeil, maar hebben verschillende individuen te maken met verschillende prijsreeksen. De eerste ontvangers van nieuw geld worden geconfronteerd met een reeks prijzen die nog niet verstoord zijn door de monetaire interventie. Zij hebben de mogelijkheid om meer goederen op de markt te verwerven tegen deze “oude” prijzen. De latere ontvangers zien die prijzen van goederen stijgen, en zij zullen ofwel de nieuwe prijzen betalen of hun uitgaven herbesteden aan vervangende producten. Over dit fenomeen schrijft Mises:

“Ze moesten minder kopen dan zij voorheen deden, hun consumptie van beter en duurder voedsel verminderen, en hun aankoop van kleding beperken – omdat de prijzen al omhoog waren gegaan – terwijl hun inkomens, hun salarissen, nog niet waren verhoogd”.

Mises benadrukt zo deze individualistische kijk op prijsreeksen:

“Een verstandige huisvrouw weet veel meer over prijsveranderingen die haar huishouden beïnvloeden, dan de statistische gemiddelden kunnen vertellen”.

Daarom is de monetaire interventie niet neutraal. Er zijn echte effecten en ongelijke veranderingen in inkomens, rijkdom, prijzen, productie en consumptie. Vandaar dat Mises de metafoor van de “prijsrevolutie” verkoos boven het misleidende concept van de verandering in het prijspeil:

“Het marktsysteem voor en na de instroom of uitstroom van een hoeveelheid geld is niet enkel veranderd doordat de spaargelden van individuen en prijzen toe- of afgenomen zijn. Er zijn ook veranderingen ontstaan in de wederzijdse ruilverhoudingen tussen de verschillende goederen en diensten, die, als men beroep wil doen op metaforen, adequater worden beschreven door een beeld van prijsrevolutie dan door het misleidende beeld van een verhoging of daling van het prijsniveau”.

De mythe van het prijsniveau is alom en draagt bij aan vele andere fouten, met name met betrekking tot monetaire theorie en beleidsvorming. Het beïnvloedt het keynesianisme, monetarisme, de theorie van monetaire onevenwichtigheden, stabiliseringsbeleid, moderne monetaire theorie, en de dagelijkse journalistiek.

De gevolgen van deze fout zijn precies zoals Mises beschreef en voorspelde: door de Cantillon-effecten te verbergen in aggregatie, krijgt monetaire interventie vrij spel. Je ziet niet de ware aard van conjunctuurgolven, de overheidsmanipulatie die stilletjes middelen wegleidt van de particuliere economie, de onevenredige groei van de financiële sector, of de verergering van inkomens- en vermogensongelijkheid.

Het oorspronkelijke artikel is te vinden op mises.org, geschreven door Jonathan Newman en naar het Nederlands vertaald door George Soroko.

Leave a comment