Lex Hoogduin is de volgende spreker die wij mogen presenteren voor de Mises zomerschool 2021. Lex Hoogduin is professor Economics of Complexity and Uncertainty in Financial Markets and Financial Institutions aan de Rijksuniversiteit van Groningen. De expertise van Lex ligt in het adviseren en implementeren van economisch en monetair beleid. In deze presentatie legt Lex Hoogduin de Oostenrijkse conjunctuurtheorie uit en past deze toe op de financiële crisis van 2008, de coronacrisis, en het huidige beleid in de EU en mogelijke beleid van een nieuw Nederlands kabinet dat als doel heeft het herstel na de coronacrisis te bevorderen.
De Oostenrijkse conjunctuurtheorie is actueler dan ooit. Ze geeft niet alleen een eigen analyse van de economische ontwikkeling, maar komt met beleidsaanbevelingen die bijna haaks staan op die uit de gangbare macro-economische theorie. Ook dat zal tijdens deze presentatie aan de orde komen.
In de jaren dertig van de vorige eeuw legde John Maynard Keynes tijdens de Grote Depressie de basis voor de hedendaagse conjunctuurtheorie en het daarop gebaseerde interventionistische overheidsbeleid. In zijn theorie tendeert de economie niet naar evenwichtige groei met volledige werkgelegenheid, maar is permanente werkloosheid en stagnatie mogelijk. Schommelingen in groei en werkgelegenheid worden in zijn theorie veroorzaakt door schommelingen van de totale vraag in de economie. De overheid kan en moet met haar beleid de economie stabiliseren. Omdat er voortdurend een tekortschietende vraag op de loer ligt, moet de overheid permanent klaar staan om de economie te stimuleren.
Dit is de leidende gedachte achter het macro-economische beleid van na de Tweede Wereldoorlog geworden. De overheid en centrale banken kunnen via hun budgettair en monetair beleid voor een evenwichtige groei zorgen. Het ongehinderd laten werken van het marktmechanisme kan dat niet.
De Oostenrijkse conjunctuurtheorie, ontwikkeld door von Mises en Hayek in het bijzonder, is wezenlijk anders. Ze staat diametraal tegenover de Keynesiaanse conjunctuurtheorie. Ze betoogt dat de marktsector aan zichzelf overgelaten het vermogen heeft om voor houdbare groei te zorgen en de beslissingen van consumenten en producenten te coördineren via het prijsmechanisme. Verstoringen komen juist vanuit de hoek van de overheid en centrale bank. Die verstoren de werking van het prijsmechanisme.
Misschien wel de belangrijkste prijs in de economie is de rente. Deze stemt de beslissingen van consumenten en producenten wat betreft de verdeling van respectievelijk hun consumptie en bouw van productiecapaciteit op elkaar af. Ze stemt aldus besparingen en investeringen op elkaar af
Centrale banken pogen de economie te stimuleren door direct of indirect (via het in omloop brengen van meer geld) de rente te verlagen. Daarmee verstoren ze het evenwicht tussen de plannen van producenten en consumenten. Consumenten vatten een lagere rente op als een signaal om meer te gaan consumeren en minder te gaan sparen. Producenten interpreteren een lagere rente als een teken om meer te investeren, meer productiecapaciteit op te bouwen voor toekomstige vraag naar consumptiegoederen.
Het effect van een lagere rente op de economie wordt in de Oostenrijkse visie versterkt, omdat banken (niet volledig gedekt) geld “uit het niets” via kredietverlening kunnen scheppen. De oorzaak van economische stabiliteit ligt in manipulatie van het geldstelsel door de centrale bank in combinatie met te grote ruimte voor bancaire geldschepping.
Het resultaat van de lagere rente is een toename van de vraag en van de economische groei (een “boom”), want de consumptie en investeringen groeien beide. Maar deze groei is onhoudbaar. Ze berust op niet verenigbare verwachtingen en plannen van consumenten en producenten. De consumenten hebben als gevolg van de lagere rente immers consumptie “naar voren” gehaald, terwijl producenten juist een toenemende consumptieve vraag in de toekomst verwachten en daar capaciteit voor aan het bouwen zijn.
Op enig moment blijkt de onverenigbaarheid van plannen en verwachtingen. De economie raakt in recessie en crisis. De “boom” gaat over in “bust”. De oorzaak van de “bust” is niet een vraagtekort, zoals in de Keynesiaanse theorie, maar het stimulerende beleid dat tot de onhoudbare “boom” leidde. Anders dan in de Keynesiaanse theorie is in de Oostenrijkse theorie de overheid/centrale bank niet de oplossing, maar het probleem.
Tijdens de “bust” is het beste de markten te laten werken en de economie zich te laten aanpassen om de voorwaarden voor houdbare economische groei te herstellen. Dat gaat onvermijdelijk met aanpassingskosten, waaronder werkloosheid, gepaard. De “bust” bestrijden met een nog lagere rente, stelt de onvermijdelijke aanpassing van de economie uit en maakt haar groter. Het is niets anders dan proberen de gevolgen van de crisis te bestrijden met hetgeen haar veroorzaakte.
Na de Oostenrijkse theorie te hebben besproken, zullen we deze toepassen op de huidige situatie. Betoogd zal worden dat de financiële crisis van 2008 lange wortels heeft, die teruggaan tot het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen is het geldstelsel van zijn anker losgeraakt en is ruimte geschapen voor een enorme expansie van de kredietverlening en schulden en een structureel dalende rente. Periodieke crises zijn dan bezien door de Oostenrijkse bril onvermijdelijk. Als deze crises bestreden worden met de Keynesiaanse receptuur, zal de groei zich wel steeds herstellen, maar houdbaar zal deze niet blijken. De aanpassingslast wordt steeds verder uitgesteld (“kicking the can down the road”) en ook steeds groter.
Voor meer informatie over de mises zomerschool 2021 klik hier