De staat van ons stroomnet

Het Nederlandse elektriciteitsnet zit aan zijn maximale capaciteit. Steeds meer stroomgebruikers krijgen tegenwoordig te horen dat het niet mogelijk is om op het net aangesloten te worden. Volgens de laatste schattingen zou de overbelasting van het net de Nederlandse economie jaarlijks tussen de 10 en 40 miljard euro kosten. Deze signalen hebben inmiddels Den Haag bereikt, en er zullen binnenkort miljarden geïnvesteerd worden om het elektriciteitsnet weer aan te laten sluiten op de ‘behoeften van de consument’. Voor Oostenrijkse economen komt de inefficiëntie van de Nederlandse stroomvoorziening echter niet als een verrassing. Het is een logisch gevolg van het ontbreken van prijssignalen binnen de publieke sector en de daaruit voortvloeiende inefficiënties wanneer het stroomnet een overheidsaangelegenheid is.

Het Nederlandse stroomnet

In Nederland zijn twee partijen verantwoordelijk voor het stroomnet: de landelijke netbeheerder, (in Nederland is TenneT de beheerder van het landelijke hoogspanningselektriciteitsnetwerk) en de regionale netbeheerders.

In de energievoorziening is een regionale netbeheerder een nutsbedrijf dat elektriciteit vanaf het landelijk hoogspanningsnet aan gebruikers levert via het regionale elektriciteitsnet. De regionale distributienetten zijn direct of indirect in eigendom van de overheid en de tarieven voor het gebruik worden vastgesteld door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De overheid reguleert de tarieven die netbeheerders mogen rekenen voor hun diensten.

Hayek, Mises en prijsinformatie

De regulering van tarieven en het handelen zonder winstoogmerk vormt de kern van het Nederlandse ‘stroomnetprobleem’. Binnen de vrije markt is een hoge prijs een signaal voor de producent om meer te produceren en voor de consument om minder te consumeren. Het verschil tussen de kosten van de producent en de waarde die hij creëert, is de winst. Dit winstsignaal motiveert de producent om zijn afzet verder te vergroten of, in dit geval, het stroomnet verder uit te breiden.

Een simpel voorbeeld is de boer met een groot stuk landbouwgrond. Stel dat de boer op enig moment zijn land voor 80% heeft gevuld met wortels en 20% met bloemkool. Op een gegeven moment stijgt de vraag naar bloemkool, omdat er een wereldwijde ‘hype’ op sociale media is ontstaan over een nieuw bloemkoolrecept. De boer met landbouwgrond heeft zelf geen sociale media, maar wel bloemkolen. Hij schrikt zich wild als hij zijn bloemkolen aan zijn verschillende afnemers aanbiedt; de prijs is met 40% gestegen!

Bij thuiskomst besluit de boer direct zijn land om te spitten en bloemkolen te planten, want zijn bloemkoolproductie is in één klap zijn meest winstgevende activiteit geworden.

Bij de volgende oogst heeft hij voor 100% bloemkolen geoogst. Het is nog steeds een zeer winstgevende bezigheid; de analoog levende boer heeft nog steeds geen idee van de social media-hype die gaande is.

Hij weet door de stijging van de bloemkoolprijs echter wel indirect dat zijn sociale media-gebruikende medeburgers heel graag bloemkolen eten. De boer hoeft hiervoor niet te weten dat er een social media-hype gaande is, laat staan wat deze inhoudt. Hayek beschrijft dit als de enorme kenniszuinigheid van het prijsmechanisme: “Het meest opmerkelijke aan dit systeem is de kenniszuinigheid waarmee het werkt, oftewel hoe weinig de individuele deelnemers hoeven te weten om de juiste actie te kunnen ondernemen.” De vrije markt en het prijssysteem heeft ervoor gezorgd dat de meest gewaardeerde vorm van landgebruik wordt ontplooid.

De stijging van de bloemkoolprijs heeft er ook voor gezorgd dat de boer zijn eigen consumptie van bloemkool heeft verlaagd. Waar hij vroeger zijn varkens voerde met bloemkool, geeft hij ze nu wortels. Doordat bepaalde individuen hun bloemkoolconsumptie verlagen, blijft er meer over voor het goddelijke bloemkoolrecept van de thuiskoks.

De ‘kennis’ die verborgen zit in de prijs van bloemkolen is verspreid over ieder individu in de samenleving. Veel burgers kopen vanwege de mediahype meer bloemkolen, maar ieder individu heeft uiteindelijk zijn eigen persoonlijke reden om bloemkool te prefereren boven een andere vorm van groente.

Wanneer een centrale organisatie de prijs van bloemkool zou vaststellen, zou dat tot problemen leiden. De producenten en consumenten kunnen op die wijze namelijk niet meer vrij met elkaar ‘communiceren’ om maximale waarde te creëren. De afwezigheid van een winstoogmerk of een vastgestelde prijs bij de boer zou ervoor zorgen dat hij zijn land nooit zou omspitten of de productie vergroten.

Hayek stelt: “We moeten het prijssysteem zien als een mechanisme voor het communiceren van informatie (..) een functie die natuurlijk minder perfect wordt vervuld naarmate prijzen meer rigide worden”.

Vrije prijsvorming is van essentieel belang binnen een economie. Mises benadrukt dat bij de afwezigheid van prijzen, zoals bij socialistische economieën of binnen de publieke sector het geval is, investeringsbeslissingen ‘in het duister worden genomen’.

“Het is als een socialistische gemeenschap die de hele oceaan van mogelijke en denkbare economische permutaties moet oversteken zonder het kompas van economische calculatie. Elke economische verandering zou daarom handelingen omvatten waarvan de waarde noch van tevoren voorspeld, noch achteraf vastgesteld zou kunnen worden. Alles zou een sprong in het duister zijn. Socialisme is de ontkenning van een rationele economie.”

Centrale planning vs de vrije markt

Afgelopen decennia hebben onze netbeheerders in het duister gehandeld. De netbeheerder wordt, in tegenstelling tot de boer, niet beloond voor het uitbreiden van het stroomnet. Winst is niet het doel en de tarieven staan vast. Er is geen reden om het over een andere boeg te gooien. De consument heeft allang zijn voorkeuren aangepast. Steeds meer bedrijven maken gebruik van het stroomnet; de opkomst van windmolens en andere ‘groene projecten’ heeft de druk op het stroomnet alsmaar doen toenemen, maar deze informatie bereikte de netbeheerders te laat. In tegenstelling tot de boer, die de ‘sociale media-hype’ direct merkte bij de prijsaanbiedingen en prijsvorming van zijn afnemers, handelt de netbeheerder pas op het moment dat het hele stroomnet is vastgelopen.

Het volgende probleem dat zal ontstaan, is hoe de miljarden te investeren. Waar kan het best uitgebreid worden en hoe? In de vrije markt is het duidelijk: winst en de daarmee gepaard gaande waardecreatie zijn de drijfveer. Economische calculatie en vrije prijsvorming maken rationale economische planning en probleemoplossend denken mogelijk. Hiermee is overigens niet gegeven dat ook daadwerkelijk de ‘juiste’ beslissing wordt genomen. Ook binnen het kapitalisme lopen plannen in de soep. Het is in dat geval ook duidelijk wat ‘niet werkt’. Dat is de fundamentele onzekerheid van het bestaan en het laten falen draagt uiteindelijk ook bij aan het vinden van de juiste oplossing.

Centrale planning kan niet rationeel geschieden doordat prijzen en winst niet de drijfveer zijn, gefaalde plannen niet falen omdat het volgens de staat niet aan het plan ligt, maar aan het feit dat er ‘te weinig’ geld beschikbaar is.

De staat heeft geen idee hoe de miljarden het best in te zetten: hoeveel capaciteitsvergroting moet er plaatsvinden en in welke gebieden? Moeten we investeren in een efficiëntere infrastructuur om de energie te leveren, of moeten we voortbouwen op de huidige infrastructuur? Zomaar wat vragen waarbij men in het duister zal tasten. Hopelijk blijft het ’tasten in het duister’ beperkt tot politiek Den Haag, en wordt de Nederlandse keukentafel straks niet geteisterd door avondmaaltijden in het donker.

Leave a comment