4 problemen met gratis geld voor iedereen

Gratis geld voor iedereen : de verheffing van een marketingsofisme tot filosofie

Al in 2014 kwam Rutger Bregman’s boek Gratis geld voor iedereen uit waarin hij het basisinkomen bepleitte. Mede hierdoor staat het sindsdien in Nederland in de belangstelling. Bregman zelf ook, zoals recent bij het World Economic Forum. Hij definieert het basisinkomen als “gratis geld voor iedereen. Niet als gunst, maar als recht” (p. 58). Bregman maakt duidelijk dat de ontvanger van het basisinkomen totaal niet verplicht is een tegenprestatie voor dat basisinkomen te leveren: “Niemand die controleert of je het geld goed besteed” voegt Bregman aan zijn definitie van het basisinkomen toe. Het gaat hier niet slechts om een “basisinkomen voor de armen”, maar om – “gratis geld voor iedereen”.

Houden we het pleidooi tegen het licht, dan komen we vier problematische punten tegen. Als eerste het concept zelf, dat nogal rammelt. Ten tweede een nogal gemakkelijke verwerping van de wederkerigheid als belangrijke economische drijfveer. Vervolgens is het de vraag wat experimentele economische wetenschap werkelijk toevoegt. Als laatste wijzen we er nog op waarom met een basisinkomen de overheid niet krimpt.

Het “Onvoorwaardelijk en Universeel Basisinkomen”: Noch onvoorwaardelijk noch universeel

Bregman zelf geeft niet echt een definitie van het concept “basisinkomen”, dat door voorstanders van dat concept ook vaak het “universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen” wordt genoemd. Bregman vertaald deze onvoorwaardelijkheden van het basisinkomen als “gratis geld voor iedereen”. Een kort onderzoek laat zien dat het basisinkomen noch onvoorwaardelijk noch universeel is. De zinsnede “gratis geld voor iedereen” is namelijk overduidelijk een bekend marketingsofisme. Het is vergelijkbaar met “gratis smartphone bij een tweejarig abonnement” of “gratis pul bij een krat bier”. Het wordt gepresenteerd als gratis en toch is er een voorwaarde. De voorwaarde van het basisinkomen is – uiteraard – dat u belasting moet betalen over het eigen inkomen.

Voorbeeld: Het basisinkomen is €20.000 per jaar. U hebt €50.000 aan inkomen waarover u 50% belasting betaald. U betaald €25.000 belasting en krijgt €20.000 gestort aan ‘basisinkomen’. Uw belastingdruk is €5.000. In feite ontvangt u het basisinkomen dus niet, het fungeert als een belastingvrije voet. Het is dus een sigaar uit eigen doos voor het gedeelte van de bevolking dat netto aan de staat afdraagt.

Het basisinkomen komt alleen ten gunste van slechts een beperkte groep mensen. Namelijk de mensen zonder inkomen of belastingafdracht, de mensen die geen netto belastingdruk ervaren. Dat is niet universeel, dat is financiële herverdeling van welvaart verpakt als moreel argument.

Wederkerigheid of Welvaart delen?

De principiële verdediging van het basisinkomen gaat daarom altijd gepaard met een poging dit wederkerigheidsbeginsel te weerleggen. Zo ook bij Bregman:

“De oude, calvinistische reflex – ‘je moet werken voor je geld’ is een vrijbrief voor ongelijkheid geworden. […] Uiteindelijk hebben we onze welvaart maar voor een heel klein deel aan onszelf te danken. Wij inwoners van Luilekkerland zijn rijk dankzij de instituties, de kennis en het sociale kapitaal die onze voorouders hebben opgebouwd. Deze rijkdom is van ons allemaal. En een basisinkomen laat iedereen erin delen” (pp.67-68)

De realiteit is dat aan financiële rijkdom het dienen van consumenten vooraf gaat. Zij kopen wat u aanbiedt en zoniet, dan wordt u vanzelf arm. Rijk of arm worden zijn per definitie wederkerige concepten. Dat ontkennen is een collectivistisch argument. Alleen collectivisten denken dat rijkdom op magische wijze bestaat. Daarom zien we bij Bregman dit soort ‘de wereld is toch van ons allemaal’-redeneringen terug. De realisatie van het debacle van de socialistische heilstaten is bij hem blijkbaar nog niet doorgedrongen. Overigens, al zou zijn redenering hout snijden, dan is er nog een groot praktisch vraagstuk.

De Experimenten die de Productiviteitsverhoging van Het Basisinkomen moeten Aantonen

Uit experimenten met het weggeven van geld zou blijken dat mensen daar productiever van worden. Zo beroept Bregman zich op een experiment met zwervers uit London. Hierin krijgen 13 zwervers 3000 pond ‘gratis’. Anderhalf jaar later hebben 7 van de 13 zwervers een dak boven hoofd. Anderen hadden “belangrijke stappen gezet” (pagina’s 51 en 52). Bregman denkt dat dit soort experimenten het gelijk aantoont van de basisinkomen-bepleiters.

Voor we dit verder bespreken moeten we een ander probleem aanstippen. De resultaten zijn voor de lezer niet controleerbaar. Wat is de definitie van een zwerver voor de onderzoekers? Waren de zwervers recent dakloos geworden, waren ze drugsverslaafd? Hoe makkelijk is het in Londen om het zwerversbestaan op te geven? Deze variabelen blijven onbekend voor de lezer terwijl ze wel een factor zijn in de resultaten. Zelfs als we aannemen dat het wetenschappelijk eerlijk is uitgevoerd blijven er methodologische problemen.

De belangrijkste is deze: Er is altijd een belangrijk verschil tussen een experiment en praktijk: Bij een experiment worden de mensen die het ‘gratis geld’ ontvangen wel degelijk ‘gecontroleerd’. De onderzoekers gaan periodiek na hoe het met de mensen verloopt die ‘gratis geld’ krijgen. Ze moeten uitleg geven over hun situatie en de veranderingen door het ‘gratis geld’. Het lijkt daarmee op een ouder-kind relatie. Veel ouders geven hun jongvolwassen kinderen financiële ondersteuning. De kinderen hebben weliswaar geen juridische tegenprestatie, ze voelen toch aan dat ze er wat voor moeten doen. Goede studieresultaten behalen bijvoorbeeld. De zwervers weten dat het een experiment is en dus zeer waarschijnlijk eindig. Uiteraard ga je dan zo hard mogelijk aan de slag om van die mogelijkheid te profiteren. Dat is een groot verschil met het basisinkomen in de praktijk waar het vergrootglas ontbreekt.

Andere problemen zijn de bekostiging en het generaliseerbaarheids-probleem. De gedane experimenten zijn eenzijdig in de zin dat een enorm kleine groep mensen gefinancierd wordt met belastinggeld. Dit staat niet in verhouding tot de hele bevolking die zichzelf financiert middels belastingheffing vermomd als basisinkomen. Er wordt namelijk alleen geëxperimenteerd met het geven van geld, niet met het innen van geld. Stel dat dáár mee geëxperimenteerd wordt op gemeentelijk niveau. Zij die er financieel op achteruit gaan zullen wegtrekken. Degenen die overblijven zijn degenen die geen of weinig belasting betalen. Dat werkt niet. Iedereen verplichten om te blijven leidt automatisch tot een tragedy of the commons. Waarom meer werken als de rest profiteert en jij er niets van terugziet? Gevolg, productiviteit neemt af. Belastinginkomsten dalen. Experiment onhoudbaar. Deze drie problemen kunnen niet weerlegd worden omdat een realistisch experiment overheidsdwang op grote schaal vereist.

Het Basisinkomen als vervanger van de Bijstands- en Werkloosheidsuitkeringen: Weg met de controlestaat?

Leuk is het dus dat Bregman postuleert dat de controlerende overheid gaat verdwijnen door invoering van het basisinkomen:

“in de afgelopen decennia is de sociale zekerheid ontaard in een pervers stelsel van controle en vernedering. Ambtenaren begluren bijstandstrekkers via Facebook om te controleren of die hun geld wel goed besteden. Wee hun gebeente als ze ongeoorloofd vrijwilligers werk doen. Er is een leger aan hulpverleners nodig om burgers door de jungle van aanvragen, voorbeschikkingen en terugvorderingsbeschikkingen te leiden. Vervolgens moet een leger aan controleurs deze fraudegevoelige papierwinkel in de gaten houden. […] Het basisinkomen zou een beter compromis zijn [tussen links en rechts]. Als het om herverdeling gaat krijgt links zijn rechtvaardigheid, maar als het om bemoeienis, betutteling en vernedering gaat, krijgt rechts een kleinere overheid dan ooit.” (pagina 66)

Deze voorspelling is zeer dubieus. Stel dat we de 13 miljoen volwassen Nederlandse staatsburgers €20.000 per jaar uitkeren aan basisinkomen. Daar is jaarlijks €260 miljard voor nodig. De begroting van de overheid was in 2018 €282,5 miljard. De begroting moet dus 1,5 tot 2 keer zo groot moet worden. Waarom? De brandweer, wegen en de zorg moeten nog steeds bekostigd worden. Die €260 miljard gaat niet onttrokken worden aan die paar ‘superrijken’ die in Nederland wonen. Bedrijven zullen verhuizen om afwenteling op hen te voorkomen. De marginale belastingtarieven zullen voor alle productieve mensen omhoog gaan. Zo werkt het basisinkomen zwart werken in de hand.

In het huidige systeem bestaat een belastingvrije voet en is de eerste belastingschijf relatief laag. In een basisinkomen-systeem krijgt men die belastingvrije voet uitgekeerd. Zoals gezien moeten de belastinginkomsten sterk omhoog. De eerste belastingschijf moet daarom hoger worden dan in het huidige systeem. Mensen met een laag inkomen betalen dus direct meer belasting dan ze nu doen.

In het huidige systeem bestaat een grotere aansporing legaal te werken. De eerste uren werk per maand (tot ca. €1000) zijn vrijwel onbelast. Dan is er nauwelijks een ‘prikkel’ om zwart te gaan werken. Onder het basisinkomen-systeem wordt arbeid zwaarder belast. Het basisinkomen fungeert alleen voor diegenen die relatief veel verdienen als een belastingvrije voet. Bijvoorbeeld als het basisinkomen €20.000 is en iemand meer dan 2x het basisinkomen verdient bij een 50% flattax op arbeid. Mensen die relatief weinig of niets verdienen hebben geen belastingvrije voet. De belastingdruk op arbeid gaat dus flink omhoog als we van het huidige systeem naar het basisinkomen-systeem stappen. Dat betekent ook een verhoging van het voordeel op belastingontduiking. De controlestaat gaat dus niet verdwijnen, ze gaat eerder groeien, omdat van de belastingzijde meer controle nodig gaat worden om de prikkel tot zwart- of grijswerken tegen te gaan.

De foto is gemaakt door: Victor van Werkhooven

Leave a comment