Nieuw boek: ‘Pleidooi voor het kapitalisme’

Een politiek-economisch leerboek?

Onlangs verscheen bij uitgeverij Maklu een boek met de uitdagende en prikkelende titel ‘Pleidooi voor het kapitalisme’. Zo’n titel valt op tussen wat er zoal op de markt verschijnt aan populair economische boeken. Denk bijvoorbeeld aan het handboek voor Amsterdamse bestuurders ‘De Donut economie’, de recente Piketty hit ‘Time for Socialism’, of aan oudere voorbeelden als ‘De economie van List & Bedrog’, of ‘Hoe de vrije markt ons voor de gek houdt’, ‘De Grootste Show op Aarde, de mythe van de markteconomie’, en natuurlijk, al weer even geleden, ‘De Utopie van de Vrije Markt’. Wat kan er met deze nieuwe titel dan nog fout gaan?

Dit helder gestructureerde boek van oud-consultant, HBO- en universitair docent Ton Appels bevat een breed opgezette studie van het functioneren van markt en overheid die ook nog eens vlot leesbaar is. Na twee inleidende hoofdstukken opent het boek het eigenlijke betoog met een korte bespreking van een aantal historische voorbeelden die laten zien dat kapitalisme welvaart brengt. Voorbeelden die besproken worden zijn o.a. de Italiaanse stadstaten in de Middeleeuwen, de 17e eeuwse Nederlandse republiek, Groot-Brittannië vanaf het midden 18e tot eind 19e eeuw, de Verenigde Staten vanaf het ontstaan tot heden, West-Duitsland 1949 – 1966 en de Aziatische Tijgers midden jaren zestig tot eind jaren negentig.

Aan de hand van een overzicht van de economische literatuur belicht de auteur het functioneren van markten en overheid en bespreekt helder de belangrijkste principes die daarbij gelden. Appels is niet eenkennig. Hij gebruikt inzichten uit alle hoeken en gezindten van de economische wetenschap: de klassieken, de neoklassieken, de Oostenrijkse School, het Keynesianisme, de Chicago-school, de Public Choice school. Van die verschillende richtingen weet hij vaak de belangrijkste verdiensten duidelijk te belichten. Hij gebruikt bijvoorbeeld inzichten van Oostenrijkers als Hayek en Israel Kirzner om duidelijk te maken dat het kapitalisme niet gekenmerkt wordt door een imaginair evenwicht, waardoor neoklassieke en keynesiaanse economen geobsedeerd lijken, maar vooral door een voortdurend proces van aanpassingen aan veranderende fysieke omstandigheden en menselijke voorkeuren. De essentiële rol die particulier eigendom, vrije prijsvorming en winst daarbij spelen om, zoals Appels het stelt, ‘de feitelijke vraagpatronen en aanbodfactoren, dus schaarste, te weerpiegelen’, wordt helder uitgetekend. Een goede aanvulling daarop is een economische analyse van het politiek bedrijf op basis van Public Choice inzichten. De auteur laat zien hoe de aan politiek verbonden verschijnselen van rentseeking, vriendjespolitiek, regulatory capture en groeiende macht van gespecialiseerde belangengroepen de welvaart brengende dynamiek van de markt ontregelt.

Appels heeft een uitgebreid palmares in het bedrijfsleven, de overheid en het onderwijs. Hij gebruikt die ervaring en kennis om in een aantal korte casestudies over o.a. de toeslagenaffaire, de aardgaswinning in Groningen, de jeugdzorg, onderwijs, en subsidiëring van bedrijven de theorieën en principes van de eerdere hoofdstukken te illustreren en kanttekeningen te plaatsen bij het functioneren van de overheid in die sectoren.

Pleidooi voor het interventionisme?

Ondanks deze verdiensten heeft ‘pleidooi voor kapitalisme’ nog een tweede gezicht. En dat spreekt minder aan.

Het boek maakt zijn titel helaas niet waar. Het is geen ‘pleidooi voor het kapitalisme’, maar een pleidooi voor interventionisme van een overheid die stevig in de particuliere eigendomsverhoudingen ingrijpt op een manier die we al minstens sinds de jaren ’30 van de vorige eeuw kennen. Inderdaad bepleit Appels wel hervormingen die de bemoeizucht van de overheid mogelijk enigszins kunnen beperken. Maar een belangrijke moraal van het verhaal is toch wel dat ‘de markt’ ernstige gebreken vertoont die een ‘krachtdadig optredende overheid’ moet corrigeren. Appels beroept zich daarbij graag op een ‘consensus’. De belangrijkste gebreken zijn in zijn ogen een ‘inherente financiële instabiliteit’ die zorgt voor periodieke economische crises en werkloosheid, een ongelijke verdeling van vermogen en inkomen die door het kapitalisme zou worden veroorzaakt en machtsconcentratie van bedrijven waardoor concurrentie in bepaalde markten zou worden verminderd en de dynamiek van markten verloren gaat.

Hoewel het boek van een brede kennis van economische en politiek-economische literatuur getuigt, mist Appels toch ook belangrijke werken die juist laten zien dat deze gebreken vaak op het conto van  overheden zijn te schrijven. Zo wordt er met geen woord gerept over de ‘Austrian Business Cycle Theory’ ter verklaring van economische crises zoals uitgewerkt door Mises, Hayek en Rothbard of de toepassing van die theorie op de meest recente crisis van 2008 door economen als Thorsten Polleit, Jörg Guido Hülsmann, Robert Murphy en vele anderen. Ook is er niets te vernemen over hoe de financiële verruiming van centrale banken en overheden leidt tot vette beurswinsten en bonussen voor de rijken en inflatie en verarming voor de minder goed gesitueerden. Niets ook over de economische en economisch-historische studies uit de Oostenrijkse School, de Chicago-school of de Public Choice hoek over hoe het optreden van overheden vaak juist monopolisering aanwakkert, grotere bedrijven bedoeld en onbedoeld bevoordeelt en kleinere juist dwarsboomt.

Toch sociaal-democratie?

Uiteindelijk lijkt Appels toch meer geïnspireerd door zijn leermeester, de Tilburgse hoogleraar Openbare Financiën Stevers, die hij in zijn voorwoord aanhaalt, dan door pleitbezorgers van de markt als Mises, Hayek of Friedman. Stevers schreef in de jaren zeventig naar aanleiding van de Miljoenennota jaarlijks artikelen over de Rijksbegroting in de Volkskrant. Deze sociaal-democraat klonk toen als de stem van matiging en financiële prudentie. Maar inmiddels zijn we meer dan 40 jaar van financieel en economisch wanbeleid verder. Een beleid dat economische groei beperkt, welvaart vermindert, tot een oneerlijke bevoordeling leidt van ‘wie dicht bij het vuur zit’ en tot een sluipende collectivisering van de economie. De consensus waarop Appels zich beroept, dat het kapitalisme de belangrijkste verantwoordelijke is voor financiële onevenwichtigheden en wanverhoudingen, is al lang verdampt. Waar met name economen uit de Oostenrijkse School al decennia voor waarschuwen is geen marginale visie meer uit de zijpaden van de economische wetenschap of beleggersblaadjes. Die analyses zijn daarentegen uitvoerig gedocumenteerd door bijvoorbeeld een van de vroegere werkgevers van Appels, het adviesbureau McKinsey.

Niettemin, ondanks deze beperkingen blijft het boek door zijn titel, maar zeker ook door belangrijke delen van de inhoud een aanwinst voor de populariserende economische literatuur in het Nederlands taalgebied.

Leave a comment