Dit stuk is ingezonden door Alex Hoppenbrouwers
Het is 1960. Een benedenwoning in Voorburg wordt voor 102 gulden per maand verhuurd, voor 40.000 gulden kan men de woning kopen. Voor 85 gulden had men een rijbewijs. En een gehele studie kostte je destijds circa 300 gulden. Anno 2024 lijkt het kopen van een woning onbegonnen werk. Vanwege de hoge kosten van een rijbewijs – gemiddeld €3.060 – en torenhoge studieschulden heeft één op de vijf jongeren te maken met ernstige betalingsproblemen, met mentale klachten tot gevolg. Elk decennium lijkt het leven duurder te worden. En telkens proberen economen de inflatie te verklaren vanuit tijdelijke problemen: twee jaar geleden kreeg corona de schuld en vorig jaar de oorlog in Oekraïne. Door het ontbreken van een langetermijnvisie lijken de economen geen oog te hebben voor de structurele, grotere oorzaak van inflatie: fiduciair geld.
Wat is fiduciair geld?
Fiduciair geld is geld wat zijn waarde ontleent aan vertrouwen, in latijn: fides. Het is het vertrouwen van burgers in hun overheid die hen vertelt dat het geld waarde heeft, wanneer de burger het vertrouwen in de overheid verliest, verliest ook het betaalmiddel zijn waarde. Volgens sommige economen kunnen we niet spreken van fiduciair geld. Fiduciair geld is volgens hen een contradictio in terminis, de woorden zijn met elkaar in tegenspraak zoals verplicht vrijwilligerswerk. Volgens hen is geld namelijk een product waarvan de prijs volledig door vraag en aanbod wordt bepaald. Net zoals graan, olie en eieren. Fiduciaire ‘geld’ ontleent haar waarde niet aan vraag en aanbod omdat de betaalmiddelen eindeloos (kunnen) worden bijgedrukt. Terecht stellen deze economen dat geld per definitie waarde moet hebben, maar zoals al gesteld is kan fiduciair geld, zonder vertrouwen, waardeloos zijn en dus geen geld zijn.
Waarom is dit een probleem?
Historicus Yuval Noah Harari omschreef in zijn boek Sapiens het fiduciair systeem als het meest universele en efficiëntste systeem op aarde. Hij is er zeer positief over. Volgens hem staat het systeem via het basisprincipe, vertrouwen, symbool voor menselijke tolerantie en eindeloze samenwerking. Geld kan inderdaad zorgen voor een eindeloze samenwerking tussen mensen die elkaar nog nooit hebben gezien, maar het huidige geld kan ook eindeloos worden bijgedrukt. En dat gebeurt ook. In de eerste maanden van kabinet-Biden werd meer geld bijgedrukt dan de hele Amerikaanse geschiedenis tot 1979. 40% van de dollars in 2021 was nog maar één jaar in omloop. Ook de ECB heeft de afgelopen jaren voor miljarden aan extra geld bijgedrukt.
Het probleem hiervan is dat de komst van de extra betaalmiddelen, niet gepaard is gegaan met een stijging van de hoeveelheid producten of diensten die je met de betaalmiddelen kunt kopen. Het bedrag in je portemonnee is toegenomen, maar de bakker heeft dezelfde hoeveelheid broodjes. Het gevolg: de bakker zal zijn prijzen verhogen. Oftewel, alles wordt duurder. Dit is volgens het CBS de betekenis van inflatie. Dat is onjuist. De Dikke Van Dale, definiëert inflatie als de waardevermindering van geld, hetgeen leidt tot prijsstijging. Het is belangrijk om te beseffen dat er een definitiedebat is over de termen geld en inflatie.
The big picture
Wat was er in 1960 anders dan nu? We betaalden toen toch ook met biljetten die werden gedrukt? Was er toen ook niet sprake van fiduciair geld? Nee, niet helemaal. In 1945 tekende Nederland samen met 20 andere landen een akkoord voor het zogenoemde Bretton Woods systeem. In dit geldsysteem was de gulden gekoppeld aan de dollar, hetgeen gekoppeld was aan goud. Het was een opvolger van de gouden standaard waarbij de gulden direct gekoppeld was aan goud. In dit systeem kon men in theorie ten alle tijden papier inwisselen voor gouden of zilveren munten, de biljetten werden daarom ook zilverbonnen of muntbiljetten genoemd. Er was toen een limiet aan de geldhoeveelheid aangezien er een limiet aan de zilver- of goudhoeveelheid was. Eén gulden stond – eenmaal ingewisseld voor een dollar – gelijk aan een bepaalde hoeveelheid goud en goud kon men simpelweg niet bijmaken. Deze koppeling aan goud of zilver zorgde ervoor dat de gulden voor meer dan drie eeuwen een stabiele valuta is geweest zonder hyperinflatie.
Telkens wanneer landen om ons heen de ketenen van de geldlimiet braken, leidde dit tot (hyper)inflatie. Een eerste grootschalig experiment in Europa werd geleid door de econoom John Law, hij betoogde in 1705 voor het gebruik van briefgeld in zijn pamflet Money and Trade Considered with a Proposal for Supplying the Nation with Money. Hij stelde briefgeld voor dat werd gedekt en gelimiteerd aan grond in plaats van edelmetalen, hij was bang dat de enorme hoeveelheid edelmetalen uit de Amerikaanse koloniën zou leiden tot inflatie. Echter, toen hij in 1716 zijn experiment in Frankrijk mocht uitvoeren leidde corruptie al snel tot een enorme toename aan biljetten met een hyperinflatie in januari 1720 tot gevolg.
Een paar decennia later, in 1790, probeerde de Franse regering het opnieuw. Wederom werd papiergeld gedrukt, zogenoemde assignaten, gedekt met kerkelijke grond. En wederom leidde een gebrek aan controle tot een exponentiele groei aan biljetten en daarmee een exponentiele groei aan inflatie. Een biljet van 100 francs was in 1795 evenveel waard als 1 franc aan goud, vijf jaar eerder. De prijs voor een pond suiker steeg in vijf jaar zeventigmaal. In sommige gevallen werd een valuta wel gedekt met goud maar op termijn losgekoppeld, zoals Duitsland in 1914. Voor de bekostiging van de Eerste Wereldoorlog werd de gelddruk aangezet en werd burgers verboden om in goud te betalen. Zo kon de geldhoeveelheid in drie jaar tijd verdubbelen. Het gevolg? Voedselprijzen waren aan het eind van de oorlog vertienvoudigd, taxikosten waren verdubbeld en kleding werd gemiddeld 19 keer duurder ten opzichte van 1913.
Men kon destijds, zoals men dat nu ook doet, de oorlog de schuld geven. Dat zou ook niet geheel onjuist zijn. De werkelijke oorzaak ligt echter dieper: de manipulatie van het monetaire systeem. Al sinds de Oudheid sjoemelden politici met de zilvergehaltes in de munten. Tijdens de 3e eeuw na Christus nam de hoeveelheid Romeinse munten in 40 jaar tijd zevenmaal toe. Dit werd niet veroorzaakt door nieuwe zilvermijnen, maar door continue verlaging van zilvergehaltes om de oorlogen aan de grens te bekostigen. Ook in China, waar men in de 13e eeuw als eerste biljetten met een zilveren standaard gebruikten, zien historici een connectie met militaire opstanden en het bijdrukken van geld met inflatie tot gevolg. Door conflicten zijn overheden namelijk moeilijker in staat om belastingen te innen waardoor ze in sommigen gevallen hun inkomen bij de geldpers zouden halen. Hoewel de context van de experimenten steeds varieerden, zijn er wel patronen te herkennen. Telkens daalt de waarde van de valuta omwille van geldmanipulatie van de overheid voor politieke doeleinden, veelal oorlog.
Inflatie heeft dus een dieper liggendere oorzaak: het geldsysteem. Een corrupt bestuur prefereert een geldsysteem zonder ketenen om de eigen belangen te verwezenlijken. Een gouden standaard voorkomt dit.
Men kan ook nog stellen dat sommige politieke doeleinden te rechtvaardigen zijn. De doelen die in het huidige fiduciaire experiment worden nagestreefd zijn wellicht nobel. Overheden bekostigen een uitgebreide verzorgingsstaat en bestrijden klimaatverandering. Met een limiet aan geld was dit waarschijnlijk onmogelijk geweest. De vraag is echter of het doel de middelen heiligt. Zijn we niet blind voor de consequenties?
In Frankrijk ging het al binnen vier jaar mis met het fiduciaire geldsysteem en de opmars naar hyperinflatie in Duitsland duurde negen jaar. Het huidige experiment met fiduciair geld duurt, sinds het einde van het Bretton Woods systeem in 1971, nu reeds 53 jaar. We zijn dan geneigd om te denken: ‘wellicht is het nu anders?’ Of is het experiment wederom gefaald? Het is tegenwoordig noodzakelijk dat zowel de man als de vrouw fulltime werken om een huis te kunnen kopen of de boodschappen te kunnen betalen. Veel ouders moeten jaren sparen om hun kind te helpen aan een rijbewijs. Het hoort blijkbaar eenmaal bij het leven anno 2024. Of kan het wel anders?
De oplossing
De oplossing is simpel. Laten we ons weer vastketenen aan een limiet van geld. Een limiet van geld klinkt wellicht verdrukkend, maar het tegendeel is waar. Het is alleen verdrukkend voor overheden; een limiet van geld betekent namelijk een limiet aan politieke macht, een limiet van geld betekent dat men, ook de overheid, moet gaan nadenken over uitgaves. Een discussie over een nieuwe gouden standaard kan ervoor zorgen dat we eindelijk leren van het verleden.
Ik beweer niet dat alle eerdergenoemde problemen dan snel zijn opgelost, maar wie een stabiele economie verlangt moet keuzes maken en moet zich durven vast te ketenen.