De homo economicus heeft veel gemeen met Bigfoot

Elk middelbaar eindexamen is doordrenkt van prijselasticiteitsberekeningen. Prijselasticiteit is een maatstaf uit de micro-economie die de gevoeligheid van de gevraagde hoeveelheid van een goed voor een prijsverandering van dat goed meet. Bijvoorbeeld, als de prijs van een goed stijgt van €2,00 naar €2,20, dan daalt de gevraagde hoeveelheid van 20 kg naar 15 kg. De prijselasticiteit bij deze combinatie van prijs en gevraagde hoeveelheid van dat goed is dan: -25% : 10% = -2,5%. Volgens deze theorie zal een prijsstijging van 1% leiden tot een vraagdaling van 2,5%. De frequente aanwezigheid van prijselasticiteit op schoolexamens doet vermoeden dat het kunnen berekenen ervan van belang is om te demonstreren dat men over enige economische kennis beschikt. Echter, het berekenen van vermeende prijselasticiteit is gebaseerd op fictie en is van een algemene onzinnigheid.

De afwezigheid van constante relaties

De Oostenrijkse school hanteert methodologisch individualisme als uitgangspunt. Elk individu heeft verschillende voorkeuren en behoeften, die zowel per persoon als in tijd en plaats kunnen verschillen. Het idee van een algemene prijselasticiteit van een goed is daarom onjuist.

Om dit te illustreren, nemen we als voorbeeld het goed: een pot blauwe verf. Op een bepaald moment berekent een econoom dat een prijsstijging van 1% van een pot verf leidt tot een vraagdaling van 2%. De econoom zou dan concluderen: de prijselasticiteit van blauwe verf is – 2%. Maar is dit werkelijk het geval? Elk individu waardeert de blauwe pot verf op een andere manier. Het berekenen van de prijselasticiteit van een blauwe pot verf is dan ook niet meer dan een historische vaststelling, waarbij constante relaties worden verondersteld die in werkelijkheid niet bestaan.

Op tijdstip x kan men een relatie van -2% waarnemen, maar deze ‘constante relatie’ kan op tijdstip y afwezig zijn. De prijselasticiteit kan dan bijvoorbeeld -1% zijn omdat de subjectieve waardering van mensen verandert. Verschillende oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen; bijvoorbeeld een toename van de populariteit van blauwe verf vanwege een babyboom van jongetjes op tijdstip y, een televisieprogramma dat blauw als ‘trendy’ bestempelt, of een collectieve behoefte om de blauwe vredesvlag op de muur te schilderen.

Dit geldt niet alleen voor een pot blauwe verf, maar voor elk goed. Zoals Mises opmerkt: “Geen intelligent persoon kan betwijfelen dat het gedrag van mensen met betrekking tot aardappelen en elk ander product variabel is. Verschillende individuen waarderen dezelfde dingen op verschillende manieren, en waarderingen veranderen bij dezelfde individuen met veranderende omstandigheden.”

Ceteris paribus vs radicale onzekerheid

Het Ceteris paribus principe, Latijn voor “het overige gelijk blijvend”, vormt de basis voor de berekening van de prijselasticiteit (en veel andere moderne economische theorieën). Ceteris paribus stelt dat alle andere variabelen of grootheden constant blijven, waardoor het effect uitsluitend voortkomt uit variaties in de onafhankelijke variabele, in het geval van prijselasticiteit, de prijs.

Onder de aanname van gelijkblijvende omstandigheden wordt verondersteld dat er geen veranderingen optreden in bijvoorbeeld de voorkeuren van een individu. Het is echter belangrijk te begrijpen dat dit een fictie is en daarom niet van toepassing is op de werkelijkheid. In de realiteit passen mensen voortdurend hun waardering voor een bepaald goed aan op basis van hun gemoedstoestand, locatie en tijd.

De homo economicus vertoont gelijkenissen met Bigfoot

De moderne economische wetenschap maakt deze denkfout vaker, of beter gezegd, constant. Er worden aannames gemaakt die in werkelijkheid niet gelden. Perfecte rationaliteit (wat dat ook moge betekenen), alwetendheid en een algeheel streven naar economische baten vormen de basis van wat in de moderne wetenschap de ‘homo economicus’ is gaan heten. De homo economicus vertoont veel gelijkenissen met Bigfoot of het monster van Loch Ness; hij bestaat namelijk niet en is daarom in werkelijkheid nog nooit waargenomen. Desondanks zijn mainstream economen ervan overtuigd dat ze op het juiste spoor zitten, en daarom vormt de homo economicus de basis voor menig moderne economische theorie.

Oostenrijkse economen geven daarentegen de voorkeur aan de bestudering van menselijk handelen. Mensen, ofwel homo sapiens, leeft in onzekerheid en past voortdurend zijn waardering van goederen aan. Op het ene moment kan de homo sapiens met €2 op zak de voorkeur geven aan een kop koffie, terwijl hij op een ander moment liever een gevulde koek koopt, of wanneer hij in zijn behoeften is voorzien, geen aankoop doet. Er is geen constante in dit gedrag te herleiden. De enige conclusie die we kunnen trekken wanneer de homo sapiens zijn geld uitgeeft aan een gevulde koek, is dat hij op dat moment de gevulde koek subjectief hoger waardeert dan de €2 die hij op zak heeft en daardoor de kop koffie aan opportuniteitskosten voorbij laat gaan.

Geen enkel persoon zal kunnen ontkennen dat het kopen van de gevulde koek betekent dat de kop koffie niet gekocht kan worden, omdat de €2 immers al is uitgegeven. We kunnen echter nooit met zekerheid weten wanneer de homo sapiens de voorkeur geeft aan het ene goed boven het andere. Daarom weten we ook niet of een prijsstijging van het ene goed leidt tot een andere voorkeur, en kunnen we al helemaal geen constante vaststellen. Dit zouden hedendaags economen ook moeten begrijpen.

Ondanks de niet-eenduidige waarneming en gebrekkige theorievorming zijn mainstream economen ervan overtuigd dat ze met ‘hun’ homo economicus op het juiste spoor zitten, wat dat betreft zijn het net cryptozoölogen.

De foto is gemaakt door dilara irem: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/kunst-brief-letter-karakter-12414385/

Leave a comment