Jan Vis: De ontdekking van individueel handelen

Op 28 en 29 Augustus vindt alweer de 8e editie van de Mises Zomerschool plaats. In twee dagen tijd krijgt u een andere manier van denken over economie en de rol in de samenleving mee. Meer informatie vindt u hierDirect aanmelden kan natuurlijk ook. Als een van de docenten van de Mises Zomerschool presenteren wij u Dr. Jan Vis:

Subjectivisme

Volgens Ludwig von Mises heeft het inzicht dat alleen individuen kunnen handelen een wetenschappelijke revolutie veroorzaakt. In zijn Epistemological Problems of Economics staat te lezen dat alleen het individu of een groep individuen kan handelen. “…and that their valuations and their actions are decisive, not those of abstract collectives. (…) This discovery signaled nothing less than a Copernican revolution in social science.” Volgens Von Hayek wordt het karakter van de sociale wetenschappen bepaald door het bestaan van subjectiviteit. In tegenstelling tot de natuurwetenschappen vormen de relaties tussen dingen geen onderwerp van studie maar de relaties tussen de mens en dingen of de relaties tussen mensen onderling. Vooral Von Mises is volgens Von Hayek op dit gebied zeer consequent. De Oostenrijkse School wijst ook op de gevolgen van subjectivistisch handelen. Doordat iedere actor op vrijwillige basis handelt, ontstaan vanuit de strikt persoonlijke positie en situatie unieke handelingen en unieke gevolgen. Gezien de niet te vermijden onzekerheid die inherent is aan het menselijk handelen, ontstaan niet alleen verwachte maar ook onvoorziene gevolgen. Dit geheel van plannen, handelen, gevolgen en aangepaste plannen laat niet alleen instituties ontstaan, maar zorgt er tevens voor dat binnen een gemeenschap een ordelijk gedragspatroon groeit; de Cosmos van Von Hayek. Volgens veel economisten vond rond 1870 binnen de economische wetenschap de zogeheten marginalistische revolutie plaats, het is wellicht beter om over een subjectivistische revolutie te spreken. Zonder handelen geen dagelijks leven; dat is de echte kern van de economie.

Het begrip economische waarde is subjectief
Carl Menger, de grondlegger van de Oostenrijkse School, heeft de door de Klassieken aangehangen arbeidswaardeleer verworpen en daar een subjectieve waardetheorie voor in de plaats gesteld. In zijn Principles of Economics valt onder mee het volgende te lezen: “… value is entirely subjective in nature (…). Goods always have value to certain economizing individuals and this value is also determined only by these individuals.” Alle menselijk handelingen gaan uit van een persoonlijke kijk op de wereld. Door het verstrijken van de tijd verandert de persoonlijke kijk. Daarom handelen dezelfde mensen onder dezelfde omstandigheden toch niet op dezelfde wijze. Trouwens, volgens strikt subjectivistische opvattingen is natuurlijk geen sprake van dezelfde mensen op verschillende tijdstippen. Het subjectiviteitsbeginsel heeft ook betrekking op de kennis die de actor op het moment van handelen tot zijn beschikking heeft. Dit is als het ware de biografie van een subject. Het verklaren van menselijk handelen begint derhalve bij de huidige positie en situatie van de actor. Dit betreft zowel de materiële als mentale positie en situatie. Dit uitgangspunt leidt tot de vaststelling dat er sprake moet zijn van subjectieve opbrengsten en subjectieve kosten. Immers, beide marktpartijen, koper en verkoper, handelen op basis van de eigen uitgangspunten. Bij een ruiltransactie vormt het door de ene partij op te geven goed de opbrengst voor de andere partij. Binnen de Oostenrijkse School wordt in dit verband gesproken over de (subjectieve) opportunity costs. Daar het ten behoeve van de ruil afgestane goed voor de aanbieder geen toekomstig nut meer kan opleveren, zijn de kosten niet op objectieve wijze vast te stellen. Wij ruilen een goed met een voor ons verwacht nut voor een goed met een voor ons hoger verwacht nut en aan de andere zijde van de transactie staat een mens die op dezelfde wijze redeneert. Beslissingen worden genomen met het oog op de toekomst en op basis van subjectieve afwegingen. Kosten bestaan alleen op het moment van de beslissing.

Economische waarde in de praktijk

De subjectiviteit van kosten heeft uiteraard consequenties voor het dagelijks leven. Kosten kunnen kennelijk alleen bestaan in de gedachtewereld van de beslisser. Kosten zijn dus geen door de ondernemer gedane uitgaven, maar een waarneming van een alternatieve mogelijkheid resultaat te boeken. Kosten worden gebaseerd op verwachtingen; kosten kunnen nooit, evenals waarde, worden gerealiseerd. De beslisser weet nooit zeker of alle kosten worden goedgemaakt. Over bereikte resultaten, al dan niet op maximaliseren gericht, bestaat geen zekerheid. Kosten kunnen ook nooit door een buitenstaander worden bepaald. Kosten bestaan alleen op het moment waarop de beslissing wordt genomen. Op het moment dat de beslissing wordt uitgevoerd bestaan kosten niet meer. In de subjectivistische benadering blijven persoonlijke motieven de drijfveer. Rechtspersonen, zoals vennootschappen, kunnen niet handelen. Hennipman schrijft in zijn Economisch motief en economisch principe: “Hoe verhelderend het in vele gevallen ook is, de onderneming als een zelfstandige huishouding te beschouwen, men mag zich hierdoor toch niet laten verleiden over het hoofd te zien dat alle beslissingen die haar betreffen door menschen worden genomen.” Het subjectivisme is zo kenmerkend voor de Oostenrijkse School dat kan worden gesteld dat opvattingen die niet op basis van subjectivistische uitgangspunten zijn verkregen niet kunnen worden gekenschetst als behorend tot de Oostenrijkse School. Het begrijpen van economische fenomenen begint met het bestuderen van handelende mensen die beschikken over een bewustzijn waarmee zij kunnen beschouwen en interpreteren. Menselijke handelingen worden niet als ‘gegeven’ gezien, maar als startpunt voor het kunnen Verstehen van de samenleving.


Voor Von Mises is het duidelijk dat het methodologisch individualisme de enige basis vormt waarop economie kan worden bedreven. Alleen mensen handelen en geaggregeerde grootheden, die in feite onmogelijk zijn te berekenen, zijn zinloos, omdat waarde een ordinaal begrip is. Von Mises stelt dat de economie een goed ontwikkelde deelwetenschap is van de praxeologie. Deze wetenschap berust op kennis a priori. Zij is, evenals de Euclidische meetkunde een ‘apodictische wetenschap’. Bovendien onderscheidt de praxeologie zich van de natuurwetenschap door haar teleologisch karakter. Vandaar dat hun methodologie niet dezelfde kan zijn. Mensen kunnen het handelen van andere mensen Verstehen omdat zij ook mens zijn, maar glas kan ijzer niet begrijpen.

Tijdens mijn college over de waardeleer van de Oostenrijkse School zal vooral het handelen van ondernemers centraal staan, in het bijzonder hun streven naar toegevoegde waarde. Het bestaan van kapitaalgoederen zorgt ervoor dat mensen over meer en betere consumentengoederen kunnen beschikken. Op grond van welke overwegingen besluit de ondernemer om in kapitaalgoederen te investeren. Met behulp van beleggers, vermogensverschaffers, komt de ondernemer tot een unieke combinatie van productiefactoren. Is het mogelijk om van een dergelijke combinatie de waarde te bepalen? Hoe komen investeringsbeslissingen tot stand en waarom worden ondernemingen samengevoegd of verkocht? Hoe kan in het geval van onteigening of gedwongen overdracht de schade worden bepaald? Waarom zijn prijzen per definitie niet gelijk aan waarden? Aan de hand van dit soort vragen zal de subjectiviteit van het begrip economische waarde worden belicht. Daarbij zal ook enige aandacht worden geschonken aan de gedachten die Menger heeft geformuleerd met betrekking tot het verschil tussen consumentengoederen en kapitaalgoederen. Het befaamde calculatiedebat dat gedurende de jaren dertig van de vorige eeuw werd gevoerd blijkt ook voor onze wereld nog zeer relevant. Als slot kan de vraag worden gesteld of de moderne opvattingen binnen de sub-discipline Finance wel overeenstemmen met hetgeen binnen de economische wetenschap wordt geleerd.

Jan Vis, juni 2020

Leave a comment