George Leef, recensent bij de Foundation for Economic Education, beschrijft vier denkfouten die niet-libertariërs vaak maken, zowel linkse als rechtse mensen.
De eerste fout is om de problemen van een vrije samenleving te overschatten. Voor niet-libertariërs is de idee van een werkelijk vrije samenleving angstaanjagend. Ze stellen zich voor dat enkele rijke individuen door hun enorme economische macht alle andere inwoners zullen verpletteren, het milieu willen vervuilen, monopolies zullen creëren, mensen uit niet-populaire groepen zullen discrimineren, de moraliteit van mensen zullen ruïneren, en nog veel meer. Niet-libertariërs vinden niet dat hun eigen vrijheid ingeperkt moet worden, maar wel dat zonder wetten om andere mensen zich fatsoenlijk te laten gedragen, de samenleving in een Hobbesiaanse nachtmerrie verandert.
Een denkfout die hier sterk aan gelieerd is is het onderschatten van de vaardigheden van vrije mensen om problemen op te lossen. Armoede, vervuiling, discriminatie – deze en nog vele andere problemen – zullen groter worden in een vrije samenleving omdat de arme, onderdrukte mensen niets tegen ze kunnen uitrichten. De suggestie dat vrijwilligheid kan werken stuit normaliter op skepsis en schuddende hoofden van de niet-libertariërs. We kunnen simpelweg niet vertrouwen op vrijwillig handelen om de problemen in de samenleving op te lossen.
Een derde fout is het overschatten van de mogelijkheden om socio-economische problemen op te lossen door overheidsingrijpen. Veel niet-libertariërs denken bijvoorbeeld dat armoede enkel verlicht kan worden als de overheid maar genoeg geld besteedt aan het vangnet dat we de verzorgingsstaat noemen. Vele anderen denken dat drugsverslaving zal verdwijnen als de overheid maar hard genoeg haar best doet om naleving van de wetten tegen drugsgebruik en drugshandel af te dwingen. En als armoede en drugsverslaving ondanks decennia van overheidsingrijpen blijven voortbestaan, dan is de verklaring nooit dat de overheid geen goed instrument is om deze problemen aan te pakken. De conclusie is altijd dat er nog niet voldoende geld aan besteed is of dat corrupte of harteloze mensen de leiding hadden van zulke programma’s, of dat er iets anders was dat de effectiviteit van de programma’s belemmerde.
Een laatste fout is het onderschatten van de schade die wordt aangericht door overheidsingrijpen. Als iemand een nieuw overheidsprogramma voorstelt om een socioeconomisch probleem op te lossen zul je zelden een niet-libertariër horen zeggen “Maar als we dat doen, dan zullen deze schadelijke gevolgen optreden…” Dus als iemand bijvoorbeeld stelt dat prijscontroles een goede zaak zijn om bijvoorbeeld de gezondheidszorg ‘betaalbaar’ te houden, verwacht dan niet dat een niet-libertariër erop zal wijzen dat kunstmatig lage prijzen zullen resulteren in tekorten. Het is zelfs zo dat de mogelijke schadelijke gevolgen van overheidsingrijpen niet enkel onderschat worden, maar zelfs compleet genegeerd.
Dit fragment komt uit The Four Mistakes of Nonlibertarians.