Inflatie is geen duurzaam beleid

Dit is een vertaling uit het werk van Ludwig von Mises: Human Action, p 423-425. Het oorspronkelijke artikel is ook te vinden op Mises.org.

Wat zal er gebeuren als de bevolking zich realiseert dat inflatie alleen maar erger wordt?

De overwegingen van individuen over hoe zij met hun geld omgaan zijn gebaseerd op hun kennis van prijzen uit het directe verleden. Zonder deze kennis zouden zij niet in staat kunnen zijn om de juiste hoeveelheid contanten aan te houden, en weten ze niet hoeveel ze kunnen uitgeven aan de aankoop van verschillende goederen.

Een ruilmiddel, medium of exchange, zonder een historie is ondenkbaar. Niks kan zomaar de rol van een ruilmiddel vervullen. Het is niet mogelijk, zonder dat in het verleden een transactiewaarde aan was toebedeeld, dat het goed wordt gevraagd als ruilmiddel. De waarde van dit middel moet al hebben bestaan voordat het als ruilmiddel ging fungeren.

Maar de koopkracht in het directe verleden wordt vervormd door de vraag naar en de hoeveelheid geld van vandaag de dag. Menselijk handelen is altijd met een toekomstvisie, dit kan ook slechts een uur in de toekomst zijn. Hij die koopt, koopt voor toekomstige consumptie en productie.

Wanneer hij die koopt denkt dat de toekomst zal afwijken van het heden en het verleden dan zal hij zijn waardering hierop aanpassen. Dit is niet minder waar bij geld dan bij andere goederen. In die zin kan je zeggen dat de geldwaarde van vandaag een anticipatie is op de geldwaarde van morgen.

De basis van alle waarderingen van geld is de koopkracht uit het directe verleden. Wanneer er door papiergeld veroorzaakte veranderingen in de koopkracht  worden verwacht, komt er een tweede factor om de hoek kijken, de anticipatie op deze veranderingen.

Hij die gelooft dat de prijzen van goederen waar hij interesse in heeft zullen stijgen zal meer kopen van deze goederen dan bij de absentie van dit geloof. Op basis van dit geloof zal het individu minder geld achter de hand houden. Hij die gelooft dat prijzen gaan dalen zal zijn aankopen verminderen en dus meer geld achter de hand houden.

Zolang deze speculative anticipaties beperkt blijven tot enkele goederen zal dit niet leiden tot grote veranderingen in de hoeveelheid spaargeld. Maar dit is anders als mensen denken dat zij aan de vooravond staan van grote veranderingen in de koopkracht van hun geld. Wanneer mensen denken dat de prijzen van alle goederen zullen stijgen (of dalen) dan zullen zij op basis van deze kennis meer of juist minder aankopen.

Deze houdingen versterken en versnellen de verwachtte tendens aanzienlijk. Dit gaat door tot er een punt is bereikt vanwaar er geen verdere veranderingen in de koopkracht van geld worden verwacht. Alleen dan zal de neiging om te kopen of te verkopen stoppen en zullen mensen weer beginnen met het vergroten of verkleinen van hun hoeveelheid spaargeld.

Maar als de publieke opinie overtuigd is dat de de geldhoeveelheid zal blijven groeien en verwacht dat deze groei nooit tot een einde zal komen, dan zal als gevolg hiervan de prijs van alle goederen en diensten stijgen, en zal iedereen gemotiveerd zijn om zo veel mogelijk van hun geld uit te geven en hun spaargeld te verkleinen tot minimale grootte. Onder deze omstandigheden worden de reguliere kosten voor het aanhouden van spaargeld vergroot door de verliezen in de almaar krimpende koopkracht. De voordelen van het aanhouden van spaargeld moeten worden betaald met offers die onredelijk belastend worden geacht.

In de jaren 20 met hevige inflatie in Europa werd dit fenomeen de vlucht naar echte activa (Flucht in die Sachwerte) of ‘crack-up boom’ (Katastrophenhausse) genoemd. De modelbouwende economen zijn niet in staat om de causale relatie tussen de toename in de geldhoeveelheid en de omloopsnelheid van geld te begrijpen.

Het karakteristieke kenmerk van dit fenomeen is dat de toename van de geldhoeveelheid zorgt voor een daling in de vraag naar geld. De tendens naar een daling van de koopkracht die wordt veroorzaakt door de toename in de geldhoeveelheid wordt versterkt door de algemene neiging om minder geld achter de hand te houden. Uiteindelijk wordt een punt bereikt waar de prijzen waarvoor mensen bereid zouden zijn om hun ‘echte’ activa te verkopen zo een hoog prijsniveau hebben bereikt dat niemand genoeg contanten heeft aangehouden om dit te betalen.

Het monetaire systeem faalt; alle transacties in het desbetreffende geld (valuta) stoppen; een paniek zorgt ervoor dat de laatste koopkracht ook verdampt. Mensen keren terug naar ruilhandel of kiezen voor een alternatief geld.

Het verloop van een progressieve inflatie is als volgt: aan het begin zal de instroom van nieuw gecreëerd geld de prijzen van enkele goederen en diensten doen stijgen; andere prijzen stijgen later. De prijsstijgingen beïnvloeden verschillende goederen en diensten, zoals eerder benoemd, op verschillende tijdstippen en verschillende mate.

Dit is de eerste fase van het inflatoire proces dat vele jaren kan duren. Zolang het duurt zullen de prijzen van de meeste goederen en diensten niet direct zijn aangepast aan de veranderde geldhoeveelheid. Er zijn nog steeds mensen die zich niet bewust zijn van het feit dat ze worden geconfronteerd met een prijsrevolutie die uiteindelijk zal resulteren in een aanzienlijke stijging van alle prijzen. De mate van deze prijsstijging zal niet hetzelfde zijn voor alle goederen en diensten.

Deze mensen verwachten dat de prijzen op een dag zullen dalen. Wachtende op deze dag zullen zijn hun aankopen uitstellen en gelijktijdig hun hoeveelheid spaargeld vergroten. Zolang dit geloof er is bij de publieke opinie is het nog niet te laat voor de overheid om van het inflatoire beleid af te stappen.

Maar uiteindelijk wordt de massa wakker. Ze worden zich ineens bewust van het feit dat inflatie een opzettelijk beleid is en dat het eindeloos door zal gaan. De eerder beschreven ‘crack-up boom’ vindt plaats. Iedereen wil zijn geld nu uitruilen voor ‘echte’ activa. Ongeacht of hij de goederen nodig heeft of niet, ongeacht hoeveel geld er voor betaald moet worden.

In een zeer korte tijd, binnen weken of zelfs dagen, zal het oude geld niet meer worden gebruikt als ruilmiddel. Niemand wil iets weggeven om het oude geld te verruilen.

Dit is wat er gebeurde met de Continental currency in Amerika in 1781, met de Franse mandats territoriaux in 1796, en met de Duitse mark in 1923. Het zal opnieuw gebeuren wanneer dezelfde voorwaarden zich voordoen. Als iets moet worden gebruikt als een ruilmiddel, zal de publieke opinie niet moeten geloven dat de hoeveelheid van dit ruilmiddel  zal toenemen tot in de eeuwigheid. Inflatie is geen duurzaam beleid.

Vrij vertaald uit Human Action, Scholar’s Edition, pp. 423–425. door Daniel van der Hoeven & Tim Majoor

Leave a comment